Vierde zondag van de veertigdagentijd (a)

Pastoor Carlos Martinez

Heilig Hart van Jezus kerk, Roermond




Lezingen:

1 Samuël 16, 1b.6-7.10-13a


Efeziërs 5, 8-14

Johannes 
9, 1.6-9.13-17.34-38




Wij hebben vandaag naar een mooi, maar ook heel uitgebreid verhaal geluisterd: de genezing van de blinde man. Er zijn heel veel aspecten van dit verhaal, die ik zou willen uitleggen, maar vanwege de tijd zal dat niet lukken.



Ik zou me vandaag vooral willen focussen op de vraag die de apostelen aan Jezus stellen en zijn antwoord. De vraag was: Is deze man blind, omdat hij gezondigd heeft of zijn ouders? Van wie is het eigenlijk de schuld dat hij niet ziet en dat hij deze straf, deze ziekte, heeft opgelopen… eigen schuld of andermans schuld?



Uit de woorden van de leerlingen kunnen wij opmaken dat zij de blindheid van deze man als het gevolg van een zonde zien. Deze handicap zou een soort straf zijn die God deze man heeft opgelegd vanwege een begane zonde. De leerlingen proberen er dus achter te komen wie de verantwoordelijke is voor deze toestand?



Als toehoorders van dit evangelie hebben wij misschien kunnen ontdekken dat deze man van zijn geboorte af al blind was. Dit is wat zijn ouders aan de Schriftgeleerden antwoordden toen zij verhoord werden over de genezing van hun zoon. Hun getuigenis is: “Wij weten dat dit onze zoon is en dat hij blind is geboren”. Gezien deze woorden moeten wij dan de conclusie trekken dat de blindheid van deze man niet het gevolg is van een persoonlijk begane zonde. De man heeft namelijk vanaf zijn geboorte al te kampen gehad met deze toestand; want ja, als baby kan niemand zondigen!



En hoe zit het met de stelling of deze toestand niet het gevolg is van de zonde van de ouders?

Op basis van de overlevering van het Oude Testament (Deuteronomium, Jeremia en Ezechiël) vinden wij dat God alleen de persoonlijke zonde van de mens rekent. Dit wil zeggen dat voor God iedere persoon afzonderlijk verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen en dus ook voor zijn zonde.



In zijn rechtvaardigheid zou dus God de zonde van een vader nooit op een zoon vergelden. De schuld van de ene is niet “overdraagbaar” op de andere, om zo te zeggen. Als wij deze gedachte hier toepassen, dan is de conclusie dat de blindheid van deze man beslist geen straf is wegens de zonde van zijn ouders.



Daarom, als 1+1= 2 of beter gezegd: als deze blindheid niet het gevolg is van de persoonlijke zonde van de man, en ook niet van zijn ouders… dan is de vraag van het miljoen: Wat is dan deze ziekte? Waartoe dient zij?



Het antwoord dat Jezus geeft, is baanbrekend. Hij zegt: “Deze ziekte is “opdat de (wonder)werken van God in hem openbaar worden.”



Hierin zie ik persoonlijk, de grootheid en de schoonheid van het evangelie, want de boodschap die Jezus geeft, is dat zelfs de dingen die wij als onprettig, slecht en onaangenaam, kortom als “kwaad” ervaren, een middel in ons leven is om de werken van God te kunnen zien.

En ja, ik weet het, dit kan als een paradox klinken, tegenstrijdig voor ons verstand. “Zou God die goed is, juist niet al het kwade van de wereld moeten wegnemen; al de ziektes, het lijden, de moeilijkheden en de tegenslag, zodat de mens gelukkig leeft?” Vanuit ons verstandelijke vermogen klinkt het antwoord: “Ja, dat zou Hij moeten doen.”

Maar het antwoord van Jezus is dat juist in die momenten waarop wij met het kwade (gebrek, lijden, ziektes en zelfs dood) te maken hebben, er een nieuw antwoord mogelijk is voor de mens: dat God daar zijn kracht wil laten gelden, ja, zijn heerlijkheid wil openbaren.



Misschien hebben wij moeite met deze redenering, want wij willen geen kwaad en onprettige ervaringen in ons leven hebben. En dat komt omdat wij bang zijn voor het lijden. Maar is dat niet juist een van de kenmerken van ons leven.



Maar als wij met “vernieuwde ogen” naar deze ‘nare’ gebeurtenissen kunnen kijken, als wij met de ogen (en verstand) vol van geloof daarnaar kijken, kunnen wij zien dat God dit in onze voordeel verandert. Dat kwade stopt zinloze kwade te zijn, en wordt iets anders. Ik heb bijvoorbeeld mensen zien overlijden aan kanker. En in plaats van zich tegen God te keren, het geloof te verzaken en boos te zijn, werden zij een lichtend voorbeeld van geduld, liefde en geloof voor mij, en ook voor velen die deze persoon kenden.



Christus wil ons laten zien dat wij geen slachtoffers van het leven zijn of van wat anderen ons aandoen of van de omstandigheden of van wat dan ook. Neen, met de gave van het geloof is alles licht (pas op: niet gemakkelijk of genotrijk), maar wij ontdekken dat inderdaad alles goed is op zijn tijd.



Moge de Heer ons vandaag de gave van het geloof schenken, zodat wij met Zijn ogen naar ons leven kunnen kijken.