23 februari 2025
Verkondiging door pastoor Jurgen Jansen
Lambertusbasiliek, Hengelo
Lezingen:
1 Samuël 26, 2.7-9.12-13.22-23
1 Korintiërs 15, 45-49
Lucas 6, 27-38
'De maat van de liefde is zonder maat': dat woord is van Bernardus. Omdat liefde inderdaad geen grenzen kent en geen maat. Iedereen die in staat is lief te hebben, weet dat. Bernardus zal wel iets anders bedoeld hebben: daar is hij een heilige voor.
Vandaag is de evangelist Lucas aan de beurt. Wat zegt ons Lucas? Hij zegt ons, dat wij de vijand moeten liefhebben. Ik houd het maar bij dat éne woord. Het is al sterk genoeg, dunkt me.
Je kan daar zeer veel vragen bij stellen: wie is de vijand, wat betekent liefhebben? Want het is zowel het één als het andere: het is een plicht en die plicht is onmogelijk. Daarom staat er onmiddellijk bij dat we daar moeten voor bidden.
Zoiets moet ons gegeven worden. Uit onszelf komen we daar niet toe. We zien het daarom ook zo weinig gebeuren. Ook niet onder christenen. Het is inderdaad een onmogelijke plicht.
Ik ken mensen die van aard niet haatdragend zijn. Integendeel. Ze vragen niets beter dan met iedereen in vrede te leven. En toch gebeurt het, dat mensen hen zwaar beledigen, hun reputatie grondig vuil besmeuren, hun kinderen kwetsen voor het leven, hun zaak ondermijnen en hun toekomst onmogelijk maken. Dat gebeurt allemaal dagelijks onder mensen.
Vergeef dan maar. Doe dan maar alsof er niets gebeurd is. Doe dan maar alsof ook deze bladzijde zomaar kan worden omgedraaid. In een handomdraai. Dat doet ook niemand. Ook niet de mens die helemaal niet haatdragend is. Mensen kunnen zo zwaar en scherp tergen, dat zelfs de braafste mens tenminste nerveus wordt.
Wat doet hij dan? Hij leest dan Lucas. En hij is meteen akkoord. Maar morgen moet hij het gaan doen en een hand geven aan die man, die gisteren nog een anonieme brief schreef om zijn carrière te breken. Geef toe: het is toch wel veel gevraagd.
En Lucas zou zeggen wat hij van Jezus heeft geleerd: bemin uw vijand. En nu veronderstel ik, dat die man het tegen alle redelijkheid en tegen alle gelijk in toch opbrengt. Wat presteert hij dan eigenlijk? Dan presteert hij het te zeggen, dat er al haat genoeg is en dat hij daar onder geen enkel beding wil aan meedoen. Dat hij daar geen gram wil aan toevoegen. Het is zo al erg genoeg. Daarom geeft hij toch een hand: niet als een laf geslagen schaap, maar als een mens rechtop. Als een mens die weet dat hij in het geschil gelijk heeft omdat hij het overwint, omdat hij erboven staat. Grandioos is dat. Uniek. En niemand publiceert dat omdat het niet goed klinkt, omdat het tegen de gangbare orde is.
Maar is het nu dat wat Lucas bedoelt? In eerste nuance niet. Hij bedoelde dus iets anders. Hij bedoelde het allereerst niet zo persoonlijk. Hij dacht aan de godsdienst. De godsdienst maakt namelijk nogal onderscheid tussen de geloofsgenoten en de heidenen. In bepaalde culturen heet het: tussen de mensen van de eigen stam en de anderen. Of gewoon: eigen volk eerst! Dat is eeuwenoud en nog steeds actueel.
Liefde gaat tot aan een grens: de Judeeërs wel, maar de Samaritanen niet. En de Galileeërs, dat was ook al rauw gespuis: wat voor goeds kan er uit Nazareth komen? We kennen deze spreuken.
Daar gaat het Lucas allereerst om. Daarover heeft hij meer dan één verhaal. En hij mag dan nog de milde evangelist zijn: Hier is hij formeel. De maat van de liefde is zonder maat, zonder grens. God is niet een God van één volk, niet de God van één exclusieve uitverkiezing. Hij is tot meer liefde in staat. Zijn hart is groter dan ons zelfvoldaan zicht op Hem.
Dat mochten toen de eerste uitverkorenen horen: hadden ze Hem wel goed verstaan? Is Hij niet een God die iedereen het meest liefheeft? Dat is inderdaad een geheim, dat voor mensen ontoegankelijk is.
Toch neem ik de hoed af voor die vrouw en man, die zijn hand geeft aan de verrader van zijn geluk. Hij stelt een groot teken. Hij toont ons wellicht de weg om morgen samen een netwerk van vriendschap met daden van geloof, hoop en liefde, van hart tot hart.