9 mei 2024
Sint-Niklaaskerk in Hérémence, Zwitserland
Abt Pierre-Yves Maillard

Lezingen:
Handelingen 1, 1-11
Efeziërs 4, 1-13
Marcus 16, 15-20

De Hemelvaart roept beelden op, feestelijke beelden. Hoofden gaan omhoog, kijken naar de hemel, verwachten nog altijd een belofte. “De Heer Jezus werd ten hemel opgenomen en ging plaats nemen aan de rechterhand van God”. 

Waaruit bestond eigenlijk die ervaring van de apostelen? Wat hebben zij gevoeld? Wat hebben zij begrepen? Ik weet het niet. Laten we gewoon eenvoudig aannemen dat we beelden nodig hebben.
De Hemelvaart, dat is het vervangen van één plaats door een andere. Het is de uitnodiging tot een grote verschuiving: van visie naar geloof, van wat we begrepen hebben naar wat we geloven. Om klaarder te zien, om met meer inzicht te geloven, moeten we neerdalen, neerdalen om beter te kunnen opstijgen.

Het Hemelvaartsverhaal toont een dubbel vertrek. Dat van Jezus, een werkelijk afscheid, een definitief afscheid. Veertig dagen na Pasen is Jezus, de Christus niet meer zichtbaar voor de fysieke ogen van de leerlingen.
Het andere vertrek is dat van de leerlingen: “Zij trokken uit om overal het evangelie te verkondigen.”

Zijn die twee vertrekmomenten niet wat voortijdig? Men zou geneigd zijn dit te geloven. Er is nog veel onzekerheid, een nog niet verwerkt ongeloof, een toch wat moeilijk verstaan, wanneer Jezus zijn leerlingen achterlaat en hen zendt in het avontuur van de missie.
Zou het niet redelijker geweest zijn nog wat bij hen te blijven, hen voor te bereiden op te komende vervolgingen? Wat beweegt Jezus dat Hij de verspreiding van de apostelen in gang zet, net nu zij pas beginnen te geloven in zijn verrijzenis? Kan men een pasgeborene op de verkeerde weg zetten? Maar Jezus redeneert niet zo. Is het een berekend risico, of een geniale improvisatie?
Je kunt de zaak niet zo benaderen. Dit gaat teveel uit van een planningsdenken, dat steunt op procenten zekerheid en risico, van slagen en mislukken, van troeven en pech. Proberen wij zelf ons leven op die wijze te plannen? Nee. Wij hebben gesteund op, zoals wij ons vandaag steunen, de dynamiek van een belofte. Op het geloof in een nieuw leven, waarop de dood geen vat heeft. Op een Geest die moet komen. Voor ons, net zoals voor de apostelen ligt het ankerpunt vóór ons en niet achter ons. De tekens laten zich zien voor ons en niet achter ons. Dit is het geloofsavontuur. Dit was onze keuze. 

Maar is het nodig dat het evangelisch elan zo vaak vertraagd wordt bij de kwetsbare zekerheden van het verleden en van het ogenblik zelf?
Misschien is de christen te voorzichtig, een voorzichtigheid die het christendom te gemakkelijk doet meelopen met de logica van de wereld. We willen zeker zijn van de oogst, voor we het risico nemen te zaaien.
De wijsheid van de voorafgaande voorwaarden, die wil dat alles keurig is vastgelegd, voor je de sprong van het geloof waagt, komt die voort uit een of ander evangelisch principe? We kunnen ons dat werkelijk afvragen. Als we wachten tot ons spreken en doen volmaakt zijn om in gang te schieten, wanneer zullen we dan klaar zijn? Onze zwakke inzet laat de wereld verzanden.
Is het dan mogelijk die gewoonte door elkaar te schudden, om het evangelie te verkondigen op een manier waar nog amper haast bij te pas komt? Dat vraagt Paus Franciscus zich af in zijn eerste brief over de vreugde van het evangelie. Zijn we niet méér meer bezig met de beschrijving van de weg die we zouden moeten gaan, dan met de weg zelf? 

Is Jezus vertrokken, Hij komt naar ons terug. Hij komt naar ons terug van een reis door de hele wereld. Hij komt naar ons terug omdat Hij de Christus is, bij ons en voor de anderen.
”Het evangelie overal verkondigen”. We kunnen de universele zending van de Kerk niet duidelijker uitdrukken.

Wij zeggen soms: het evangelie zou de hele oppervlakte van de aarde moeten bedekken. De evangelisatie zou voortvloeien uit de uitbreiding van een clericaal weefsel. We zouden het evangelie moeten verspreiden, zoals men informatie verspreidt. Maar Jezus laat zijn leerlingen op aarde en voor de aarde, met de zending om haar naar God toe te brengen, als de voltooiing van zijn eigen Pasen. Mgr. Lovey (de bisschop van Sion en voorganger van deze viering) herhaalt het in zijn paasboodschap dat “indien Jezus al goed doende rondgegaan is”, is het aan ons om goed te doen om deze wereld in God te laten overgaan en God in deze wereld.

Door de Hemelvaart worden we teruggezonden naar de aarde, naar de wereld, we worden uitgenodigd onze voeten eerst terug op de grond te zetten, zoals we dat graag doen op onze trektochten door de bergen. Helemaal in tegenstelling tot een ontsnapping uit ons leven, is de Hemelvaart een les van realisme. We worden opnieuw uitgenodigd om niet te blijven hangen in de hemel van onze dromen. Aarde en hemel zijn onderscheiden, zoals op de eerste dag van de schepping, en het is de aarde die ons opnieuw toevertrouwd wordt, gegeven, niet achtergelaten. 

Sommige afbeeldingen van de Hemelvaart laten de sporen van de voeten van Jezus zien als het enige amper herkenbare overblijfsel van zijn afscheid. Het lijkt wel een herhaling van zijn afwezigheid, zoals het lege graf op paasmorgen. Maar het is tegelijkertijd teken van onze roeping en van zijn nieuwe aanwezigheid.

Ons komt het toe deze aarde vandaag een Woord toe te vertrouwen, wat hier veel meer is dan zomaar wat mee te delen, maar haar een nieuwe taal in te fluisteren, haar te doordringen met zuurdesem, haar nieuwe hoop te geven, opdat Gods Rijk in het midden van de wereld vorm zou krijgen en zou opstaan. Dan krijgt de Hemelvaart zijn ware betekenis.