In deze donkere dagen is iedereen op zoek naar licht, merkt Annemiek Schrijver op in haar nieuwe column. En we verlangen misschien wel het meest naar levenslicht. Maar wat is dat eigenlijk? ‘Het licht waar je naar zocht heeft altijd in je gezeten.’
Het is de tijd van zoeken naar en wachten op licht. Ook maken we nu zelf volop licht in de vorm van de meest sfeervolle lampjes en kaarsen. In dat bedremmelde schijnsel verlangen we misschien wel naar het levenslicht. Maar wat zou het zijn? Levenslicht.
De dichter die in zijn poëzie speelt met licht is Hans Andreus. ‘Gelukkig dat het licht bestaat en dat het met me doet en praat...’
In de biografie van Andreus is te lezen dat hij een tijdje gebivakkeerd heeft bij een gezin in Scheveningen. Dat waren mijn grootouders. Mijn oma vertelde me hoe ze de jongeman als een hoopje ellende op haar bank zag zitten: ‘Hij huiverde voor het leven', zei ze tegen me.
'Ik groet het levenslicht in jou'
Wonderlijk mooi hoe de wanhopige dichter zijn eigen poëzie kennelijk zelf het hardste nodig had. Daarom zijn die gedichten natuurlijk zo goed.
Ik ken een troostende predikheer die zelf dringend behoefte heeft aan de woorden die uit hem komen. Daarom hang ik altijd aan zijn lippen. Kennelijk komt het licht dat ons doet leven ook uit onszelf. De dichter en de dominee zijn daar twee levendige voorbeelden van.
De 13e-eeuwse Perzische soefi mysticus Rumi zei: ‘Wij zijn sterren, verpakt in huid. Het licht waar je naar zocht heeft altijd in je gezeten.’ Ik zie het in jouw ogen en groet het levenslicht in jou.