Ad te levavi ('Tot U heb ik opgeheven') zijn de beginwoorden van het gregoriaanse introïtusgezang voor de Heilige Mis op de eerste zondag van de Advent. Deze dag werd daarom ook wel Zondag Levavi genoemd.
De tekst van deze introïtus komt uit de Vulgaat en wel Psalm 24, 1-4 (Neo-Vulgaat: Psalmus 25). Deze verzen weerspiegelen het verlangen naar God maar ook de moeizame strijd om in Hem te blijven geloven. De psalmist vraagt de Heer hem bij te staan in het herkennen van de paden die leiden tot het heil. Deze motieven sluiten goed aan bij de thematiek van de Advent, waar het gaat om het verlangende uitzien naar de definitieve doorbraak van het Rijk Gods en de wederkomst van Jezus Messias.
Opvallend is dat in de introïtus de vocativus Domine uit het eerste vers ontbreekt, alsmede vijf woorden uit het vierde vers (confundantur qui iniqua gerunt frustra [‘laat beschaamd worden diegenen die tevergeefs onrecht bedrijven’]). Een verklaring hiervoor kan zijn dat parafraseringen of weglatingen de zangtekst geschikter maken voor de muzikale compositie of hem beter laten aansluiten bij de liturgische thematiek.
tekst:
Ad te levavi animam meam,
Deus meus, in te confido,
non erubescam.
Neque irrideant me inimici mei,
etenim universi qui te exspectant
non confundentur.
Vias tuas, Domine, demonstra mihi:
et semitas tuas edoce me.
vertaling:
Tot U heb ik mijn ziel opgeheven;
mijn God, op U vertrouw ik,
ik zal niet beschaamd worden.
Laten mijn vijanden mij niet bespotten,
want al wie U verwacht,
zal niet worden teleurgesteld.
Wijs mij, Heer Uw wegen
en leer mij Uw paden kennen.