Sint-Petrus Damiani (ca. 1007 – 1072/73) was een hervormingsgezinde benedictijn en kardinaal. De Katholieke Kerk vereert hem als Kerkleraar. Zijn feestdag is 21 februari.

Petrus werd rond 1007 geboren in Ravenna, als jongste telg van een verarmd adellijk geslacht. Hij werd al vroeg wees en werd aanvankelijk geadopteerd door een oudere broer die hem mishandelde terwijl hij hem als varkenshoeder liet werken. Na enkele jaren kreeg een andere broer, Damianus, die aartspriester was in Ravenna, medelijden met hem. Die ontfermde zich over hem en zorgde ervoor dat hij een gedegen scholing kreeg. Petrus voegde aan zijn naam – om zijn broer te eren – ‘van Damianus’ (Damiani) toe. 

Petrus Damiani maakte zo'n snelle vooruitgang in zijn studies van theologie en canoniek recht, eerst in Ravenna, daarna in Faenza en ten slotte aan de Universiteit van Parma, dat hij rond zijn 25ste al een beroemd docent was in Parma en Ravenna.

Ascetisch monnik

Rond 1035 gaf hij echter zijn wereldlijke roeping op en trok hij zich terug in de afgelegen kluis van Fonte Avellana, nabij Gubbio. Zijn monastieke gestrengheid was opmerkelijk, maar hij ging zo ver in zelfkastijding dat zijn gezondheid eronder leed met ernstige slapeloosheid als een van de gevolgen. Eenmaal daarvan hersteld kreeg hij de opdracht om in andere kloosters spiritueel onderricht te geven. 

Kort na zijn terugkeer naar Fonte Avellana werd hij door de prior benoemd tot econoom van het klooster. In 1043 werd hij prior van Fonte Avellana en bleef dat tot zijn dood. In de wijde omgeving van zijn klooster stichtte hij diverse hermitages.

Als fervent voorstander van monastieke en kerkelijke hervormingen voerde hij een strengere kloostertucht in, waaronder de praktijk van zelfgeseling. Buiten zijn eigen kring was er veel verzet tegen zulke extreme vormen van boetedoening, maar zijn volhardende pleidooi zorgde ervoor dat deze werden aanvaard, in die mate zelfs dat hij later genoodzaakt was het onvoorzichtige enthousiasme van sommige van zijn eigen kluizenaars te temperen. Een andere vernieuwing was de dagelijkse middagslaap, om de vermoeidheid van het nachtelijk koorgebed te compenseren. 

Op de bres tegen corruptie

Hoewel hij in de afzondering van het klooster leefde, volgde Petrus Damiani het wel en wee van de kerk op de voet en streefde hij, net als zijn vriend Hildebrand, de toekomstige paus Gregorius VII, naar hervormingen. Na bijna twee eeuwen van politieke en sociale onrust hadden onwetendheid en corruptie onder de geestelijken een ondraaglijk niveau bereikt. Toen de beruchte paus Benedictus IX in 1045 het pontificaat neerlegde in handen van aartspriester Johannes Gratianus (Gregorius VI), juichte Petrus Damiani de verandering toe. De nieuwe paus spoorde hij aan om de schandalen van de kerk in Italië aan te pakken. Daarbij schroomde hij niet om de toen zittende bisschoppen van Pesaro, Città di Castello en Fano te beschuldigen van goddeloosheid.

Petrus Damiani was aanwezig toen de net aangetreden paus Clemens II de Rooms-Duitse koning Hendrik III op 25 december 1046 in de Sint-Pietersbasiliek in Rome tot keizer kroonde. 

Clemens II begon onmiddellijk met het hervormingswerk. Tijdens een grote synode in Rome in januari 1047 werd het kopen en verkopen van geestelijke zaken (simonie) bestraft met excommunicatie; iedereen die willens en wetens een wijding aanvaardde uit handen van een prelaat die zich schuldig had gemaakt aan simonie, moest voortaan veertig dagen boete doen. 

Na zijn deelname aan deze synode keerde Petrus Damiani terug naar zijn kluis. Vanaf toen publiceerde hij een gestage stroom open brieven over allerlei theologische en disciplinaire controverses. Rond 1050 schreef hij Liber Gomorrhianus, gericht aan paus Leo IX, met een vernietigende aanklacht tegen de praktijk van simonie, concubinaat en sodomie, die de integriteit van de geestelijkheid in gevaar brachten. Ondertussen rees de vraag naar de geldigheid van de wijdingen verricht door  bisschoppen die simonie bedreven. Petrus Damiani schreef (rond 1053) een verhandeling, Liber Gratissimus, waarin hij zich uitsprak voor de geldigheid daarvan. 

Filosofie

Petrus Damiani stond niet zozeer vijandig tegenover de filosofie, maar hield vol “dat de vrije kunsten, waaronder de filosofie, ondergeschikt moeten blijven aan de religie”. Hij stelde dat monniken geen filosofie hoefden te studeren, omdat Jezus geen filosofen als discipelen had gekozen en filosofie dus niet noodzakelijk was voor de verlossing. Echter, de idee (later toegeschreven aan Thomas van Aquino) dat filosofie de theologie moet dienen als een dienstmeisje (philosophia ancilla theologiae), is bij hem ontstaan.

In zijn traktaat De divina omnipotentia verdedigt hij het geloof in de almacht van God, die hij definieert als het vermogen van God om alles te doen wat goed is; tot slechte daden is de Almachtige volgens Petrus Damiani echter niet in staat. 

Kardinaal

Op 3 augustus 1057 werd Frederik van Verdun, abt van Monte Cassino, gekozen tot bisschop van Rome. De nieuwe paus nam de naam Stefanus IX aan. In het najaar van 1057 besloot die Petrus Damiani tot kardinaal te verheffen. Maar die weigerde dat, omdat hij liever een leven leidde als rondtrekkende kluizenaar-prediker dan als curieprelaat. Uiteindelijk gaf hij toe en op 30 november 1057 werd hij kardinaal gecreëerd, tot bisschop geconsacreerd en benoemd tot kardinaal-bisschop van Ostia. Daarnaast werd hij benoemd tot administrator van het bisdom Gubbio. 

Op 29 maart 1058 stierf paus Stefanus in Florence. Daarna ontstond er een strijd om de Stoel van Sint-Petrus. De graaf van Tusculum en zijn aanhangers namen de macht in Rome over en kozen Johannes Mincius, bisschop van Velletri, tot paus. Die nam de naam Benedictus X aan. Petrus Damiani verzette zich fel tegen diens aantreden, omdat de verkiezing ongeldig was. Stefanus IX had namelijk bepaald dat indien hij onderweg zou sterven er pas een pausverkiezing mocht worden gehouden als Hildebrand van Sovana (de latere paus Gregogius VII) in Rome aanwezig was. Deze aartsdiaken van de Roomse Kerk, kardinaal gecreëerd door Stefanus, was toen nog op diplomatieke missie in Duitsland. Toen hij hoorde van de verkiezing van Benedictus X was hij zwaar verontwaardigd. Eenmaal terug in Rome zorgde hij samen met zijn medekardinalen Petrus Damiani en Umberto di Silva Candida dat Gerard van Bourgondië naar voren werd geschoven. In december 1058 kwamen alle Romeinse prelaten die zich tegen Benedictus X hadden verzet, met toestemming van de koningin-regentes van Duitsland opnieuw bijeen, ditmaal in Siena, en kozen Gerard opnieuw. Die nam toen de naam Nicolaas II aan.

In een brief aan de nieuwe paus klaagde kardinaal Damiani: “Als de ontucht onder priesters in het geheim zou plaatsvinden, zou het te verdragen zijn, maar de openbare concubines, hun zwangere lichamen, de huilende kinderen, dat is een schande voor de kerk”. 

Verlangen naar zijn kluis

De afkeer van de zedeloosheid van de Romeinse geestelijkheid bracht Petrus Damiani er in 1061 toe om terug te keren naar het klooster. Maar al in 1062 moest hij als pauselijk legaat naar Frankrijk gaan om de machtige benedictijner abdij van Cluny te hervormen, een taak die hij in gehoorzaamheid aanvaardde.

Na een periode van rust in Fonte Avellana ging hij in 1069 als pauselijk legaat naar Duitsland en haalde hij de Rooms-Duitse koning Hendrik IV over om af te zien van zijn voornemen om van zijn vrouw Bertha te scheiden. Hij volbracht deze taak tijdens een concilie in Frankfurt, waarna hij terugkeerde naar Fonte-Avellana.

In 1071 begaf hij zich naar Monte Cassino voor de wijding van de abdijkerk. Begin 1072 reisde hij naar Ravenna om de vrede te herstellen met aartsbisschop Enrico, die met een interdict was geslagen omdat hij de tegenpaus Honorius II had gesteund. Tijdens de terugreis naar de kluis van Gamogna (een van de vele die hij had gesticht) dwong een plotselinge ziekte hem om in Faenza te blijven. Hij werd ondergebracht in het benedictijnenklooster van Santa Maria foris portam (tegenwoordig bekend als Santa Maria Vecchia), waar hij in de nacht van 21 op 22 februari 1072 stierf. Petrus Damiani werd eerst begraven in de kerk van het klooster; later werden zijn beenderen overgebracht naar de kathedraal van Faenza, waar ze nog steeds worden bewaard.

Verering

Hoewel Petrus Damiani nooit formeel was gecanoniseerd, werd hij sinds zijn dood in Faenza, Montecassino, Cluny en Fonte Avellana lokaal als heilige vereerd. In 1823 breidde paus Leo XII zijn gedachtenis uit tot de universele kerk en riep hem op 27 september 1828 uit tot Kerkleraar. Zijn feestdag was 23 februari maar werd in 1970 verplaatst naar 21 februari.