Kerkleraren en Kerkleraressen zijn heiligen wier geschriften de katholieke geloofstraditie op eminente wijze hebben overgedragen.
Doctor Ecclesiae
In de Katholieke Kerk is doctor universae ecclesiae ('Leraar van de Universele Kerk') een titel die de paus geeft aan personen die zich in woord en geschrift de orthodoxe leer op sublieme wijze hebben uitgedragen en verdedigd. 'Universeel' betekent dat zij van grote betekenis zijn voor de gehele Kerk, dat wil zeggen voor de kerken van alle plaatsen en ritussen.
Heiligen
Over het algemeen krijgen heiligen de titel Kerkleraar. In het uitzonderlijke geval van Sint Albertus Magnus vielen zijn heiligverklaring en zijn verheffing tot Kerkleraar samen.
Kerkvaders
De titel doctor ecclesiae ontwikkelde zich vanaf de 13de eeuw uit het begrip Kerkvader. In tegenstelling tot Kerkvaders zijn Kerkleraren niet tot de oudheid beperkt, maar zijn ze van alle tijden. De enige Kerkleraar die in de moderne tijd leefde is Thérèse van Lisieux (1873–1897), die in 1997 tot Kerklerares werd uitgeroepen.
Theologen en mystici
Kerkleraren zijn meestal theologen. In enkele gevallen betreft het religieuzen die in hun leven en in hun mystieke geschriften blijk hebben gegeven van een diepe band met God, waardoor ze met gezag over Jezus Christus spraken. Kerkleraren zijn de voornaamste dragers van de katholieke Traditie.
Vier kenmerken
In 1741 formuleerde paus Benedictus XIV vier wezenskenmerken van een Kerkleraar.
- Recht in de leer (doctrina orthodoxa). Dat betekent dat ze verbonden waren met het leergezag van de Kerk. Het gaat hierbij niet om onfeilbaarheid.
- Heilig leven (sanctitas vitae). De heldhaftige beoefening van de christelijke deugden moet blijken uit hun verering of uit de expliciete erkenning daarvan door de Kerk.
- Uitmuntend (doctrina eminens). Hun theologie, hun mystiek getuigenis of hun spiritueel leiderschap moet uitmuntend zijn.
- Uitdrukkelijk erkend (expressa ecclesiae declaratio). De paus of de pauselijke Congregatie voor de Heiligverklaringen moet een heilige expliciet tot Kerkleraar hebben uitgeroepen.
Lijst van de 37 Kerkleraren en -leraressen (in alfabetische volgorde).
- Albertus Magnus (ca.1200–1280), Duitse dominicaan en aartsbisschop; theoloog, filosoof en wetenschapper.
- Alphonsus Maria di Liguori (1696–1787), Italiaanse jurist en bisschop; stichter van de Redemptoristen.
- Ambrosius (340–397), bisschop van Milaan.
- Anselmus van Canterbury (ca. 1033–1109), benedictijn en aartsbisschop van Canterbury.
- Antonius von Padua (1195–1231), Portugese minderbroeder en beroemd prediker.
- Athanasius (ca. 298–373), bisschop van Alexandrië, grote tegenstander van de arianen.
- Augustinus (354–430), bisschop van Hippo.
- Basilius (ca. 330–379), bisschop van Caesarea.
- Beda Venerabilis (ca. 673–735), Engelse benedictijn en geschiedschrijver.
- Bernardus van Clairvaux (ca. 1090–1153), Franse cisterciënzer en mysticus.
- Catharina van Siena (1347–1380), Italiaanse mystica.
- Cyrillus van Alexandrië (ca. 375/380–444), patriarch van Alexandrië.
- Cyrillus van Jeruzalem (ca. 315–386), bisschop van Jeruzalem.
- Efraïm de Syriër (ca. 306–373), asceet, diaken en dichter te Edessa.
- Franciscus van Sales (1567–1622), Franse bisschop en mysticus.
- Gregorius de Grote (ca. 540–604), paus.
- Gregorius van Nazianze (ca. 329–390), aartsbisschop van Constantinopel.
- Gregorius van Narek (ca. 950–ca. 1010), Armeense monnik.
- Hieronymus (347–420), priester, Bijbelgeleerde en asceet.
- Hilarius van Poitiers (ca. 315–367), bisschop van Poitiers.
- Hildegard van Bingen (1098-1179), benedictines, geleerde en mystica.
- Ireneüs van Lyon (ca. 130-ca. 202), bisschop en eerste systematische theoloog.
- Isidorus van Sevilla (ca. 560–636), bisschop van Sevilla, encyclopedist.
- Johannes van Avila (1499-1569), prediker en geestelijk leidsman.
- Johannes Bonaventura (1221–1274), minderbroeder en bisschop van Albano.
- Johannes Chrysostomos (344/349–407), aartsbisschop van Constantinopel.
- Johannes van Damascus (ca. 650–749), monnik en dogmaticus.
- Johannes van het Kruis (1542–1591), Spaanse karmeliet, mysticus en dichter.
- Laurentius van Brindisi (1559–1619), Italiaanse kapucijn.
- Leo de Grote (ca. 400–461), paus.
- Petrus Canisius (1521–1597), jezuïet en catechist.
- Petrus Chrysologus (ca. 380–451), bisschop van Ravenna.
- Petrus Damiani (ca. 1006–1072), benedictijn, kardinaal en kerkhervormer.
- Robertus Bellarminus (1542–1621), Italiaanse jezuïet en kerkjurist.
- Teresa van Avila (1515–1582), Spaanse karmelietes en mystica.
- Thérèse van Lisieux (1873–1897), Franse karmelietes.
- Thomas van Aquino (ca. 1225–1274), dominicaan; filosoof en theoloog.