De Vrijmetselarij is een internationaal genootschap, dat is opgedeeld in zogeheten loges. Doel van de vrijmetselaars is het bereiken van een hoger spiritueel en ethisch niveau. Dat gebeurt door onderling overleg en geheime rituelen. De Vrijmetselarij is vrijzinnig van aard, dat wil zeggen dat ze iedere vorm van dogmatisme in principe verwerpt.

De Vrijmetselarij is een ethisch gericht genootschap dat zowel de individuele persoonlijkheid als de gemeenschap op een hoger geestelijk en zedelijk plan wil brengen. Centraal staan verdraagzaamheid, de erkenning van het recht van ieder om zelfstandig te zoeken naar waarheid, het vertrouwen in de maakbaarheid van een betere samenleving en het streven naar individuele zelfontplooiing.

Engelse oorsprong

De Vrijmetselarij is omstreeks 1717 in Londen ontstaan. Bij de oprichting waren met name de anglicaanse geestelijke John Theophile Desaguliers en de presbyteriaanse dominee James Anderson betrokken. Desaguliers, zoon van een naar Engeland gevluchte hugenotenpredikant, was secretaris van de Royal Society en een intimus van de beroemde natuurfilosoof en theoloog Sir Isaac Newton. Anderson publiceerde in 1723 de Constitutions. Deze constituties worden nog altijd door vrijmetselaars in de hele wereld als grondslag erkend.

Loges en graden

De ideeën van de Verlichting zijn in de achttiende eeuw met name via de zogeheten loges verbreid. Loge, afkomstig van het Engelse woord lodge, betekent onder meer 'hut' of 'huisje', en verwijst naar de plaats waar in de middeleeuwen bouwlieden samenkwamen. De Vrijmetselarij ontleent namelijk haar symbolen en tradities aan de middeleeuwse bouwcorporaties. Van de middeleeuwse kathedralenbouwers werd de naam 'vrijmetselaars' overgenomen. In de 'werkplaats' van de loge arbeidt een ieder in gezamenlijk verband aan de 'ruwe steen'; de wereld en het leven worden gezien als een 'te voltooien bouwwerk'. Daarbij is, zoals in de bouwwereld, hiërarchie van wezenlijk belang. Dat vertaalt zich bijvoorbeeld in de volgende inwijdingsgraden: leerling-vrijmetselaar, gezel-vrijmetselaar en meester-vrijmetselaar.

Geheimhouding

Net als de middeleeuwse kathedralenbouwers laten vrijmetselaars alleen ingewijden in de werkplaats toe: de rituelen zijn namelijk een 'ernstig spel' dat alleen in een sfeer van vertrouwen en vriendschap tot zijn recht kan komen. Geheimhouding is daarbij van groot belang. Door de sfeer van geheimhouding in en rond de loges kon bij buitenstaanders het beeld ontstaan van een geheimzinnig en soms sinister genootschap. 

Deïsme

De Vrijmetselarij is geen kerkgenootschap: ze verkondigt geen leer en biedt geen eigen exclusieve ideologie naast de bestaande godsdienstige, wijsgerige en politieke wereldbeschouwingen. Wel aanvaarden vrijmetselaars de 'Opperbouwmeester des Heelals' als hoogste symbool; de oprichters hadden derhalve een deïstische formulering voor ogen. Deïsme is de stroming die God als de aandrijver van het heelal beschouwt, maar niet als de Schepper die de kosmos continu bestuurt en in standhoudt. In deze deïstische kosmologie kunnen ook niet-christenen zich in herkennen.

Vaticaanse verwerping

Omdat het deïsme van de vrijmetselaars in strijd is met de christelijke scheppingsleer heeft het pauselijk leergezag sinds 1738 zich herhaaldelijk afkeurend over de vrijmetselarij uitgelaten. Een andere reden voor de Vaticaanse verwerping van de Vrijmetselarij is het antidogmatisme van de loges, wat religieuze onverschilligheid zou aanmoedigen.

Gemythologiseerde oorsprong

Bij het rituele spel van de vrijmetselaars hoort een gemythologiseerd verhaal over de oorsprong van de Vrijmetselarij. Reeds in de achttiende eeuw maar vooral ook in de tijd van de Romantiek ging een aantal vrijmetselaars naar 'bewijzen' van een rijke geschiedenis zoeken. Toen de loges zich midden achttiende eeuw op het continent verbreidden, raakte met name de adel er in geïnteresseerd. In Frankrijk en Duitsland vond de aristocratie de connotatie met het bouwvak niet bij haar stand passend; ze gaf de voorkeur aan een meer ridderlijke voorgeschiedenis. Die meende men weldra gevonden te hebben in de Orde van de Tempeliers: na de opheffing van die Orde in 1312 zouden gevluchte tempelridders in Schotland vrijmetselaarsloges hebben gesticht om de oosterse wijsheid die ze in het Heilig Land hadden opgedaan veilig te stellen. Het spreekt vanzelf dat die mythe door sommigen ook werd aangegrepen om de loges een meer christelijk karakter te geven.

Graden van inwijding

In de loop der tijd zijn diverse nieuwe ritualen en graden bedacht, ter aanvulling van de drie graden die aan de bouwcorporaties waren ontleend (leerling, gezel en meester). In de zogeheten hogere graden zijn op kunstige wijze uitgevonden tradities verwerkt, waarin vooral het esoterisch gedachtegoed van de Renaissance is terug te vinden: hermetisme, alchemie en kabbalistiek. Later kwam daar ook de symboliek van de oude Egyptenaren bij. Buitenstaanders, maar ook menige vrijmetselaar, gingen geloven dat in de loge inderdaad de Oude Wijsheid bewaard is gebleven. Zelfs het 'geheim' van de Katharen zou langs die weg zijn doorgegeven.

Nederland

Reeds vanaf 1734 verbreidde de Vrijmetselarij zich ook in Nederland. In 1756 stichtten de toenmalige twaalf loges een autonome (soevereine) Grootloge der Verenigde Nederlanden, waarvan de huidige Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden de voortzetting is. Vanaf het begin traden hier ook enkele katholieken en joden tot de loge toe. Pas sinds de laatste halve eeuw is het aantal katholieke vrijmetselaars in Nederland sterk toegenomen.

Vaticaans offensief

De pauselijke verboden sorteerden in de achttiende eeuw nauwelijks effect; in de katholieke landen werden ook bisschoppen en abten lid van de loge. In de negentiende eeuw werd door het Vaticaan een waar offensief tegen de Vrijmetselarij ingezet. Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef de echo daarvan ook in de katholieke pers in Nederland doorklinken, maar vergeleken bij België en Frankrijk − om van de totalitaire regimes in Duitsland en Italië nog maar te zwijgen − heeft het antimaçonnisme (de anti-Vrijmetselarij) hier weinig vat gekregen op de publieke opinie. De katholieke geestelijkheid in ons land kreeg in haar opleiding overigens een zeer gebrekkig beeld van de Vrijmetselarij mee. Vooroordelen bij de clerus bleven hier nog lang een rol spelen. Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam daar verandering in, en traden in sommige loges ook rk-priesters in.

Verklaring van Ratzinger

Ofschoon de houding van de RK-Kerk jegens de Vrijmetselarij sinds het Tweede Vaticaans Concilie(1962-1965) enigszins is bijgesteld, is het katholieken strikt genomen niet toegestaan lid van een loge te zijn. In L'Osservatore Romano van 26 november 1983 liet de toenmalige prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Joseph Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI), in een officiële Verklaring weten dat de beginselen van de Vrijmetselarij onverenigbaar zijn met de leer van de Kerk; een katholiek die lid is van een loge "verkeert in een staat van ernstige zonde en mag de Heilige Communie niet ontvangen".

Kerkelijk wetboek 1983

De datum van Ratzingers verklaring was niet toevallig gekozen: daags daarop werd namelijk door paus Johannes Paulus II de nieuwe Codex van Canoniek Recht (Kerkelijk Wetboek) gepubliceerd, en anders dan in het oude wetboek van 1917 wordt daarin helemaal niets over de Vrijmetselarij gezegd. In canon 1374 van de nieuwe codex staat slechts dit: "Wie lid wordt van een vereniging die tegen de Kerk ageert, dient met een rechtvaardige straf gestraft te worden; wie echter een dergelijke vereniging bevordert of er leiding aan geeft, dient met een interdict [kerkelijke schorsing of verbod] gestraft te worden." Ratzinger lijkt dus op de valreep nog een amendement te hebben willen inlassen.

Excommunicatie

In de codex van 1917 werd in canon 2335 de Vrijmetselarij wél genoemd, maar toch ook al met een duidelijke restrictie: excommunicatie, de hoogste kerkelijke straf, gold uitsluitend voor vrijmetselaren die lid waren van een tegen de Kerk samenzwerende organisatie. Kennelijk was de Romeinse Curie er toen al van overtuigd dat lang niet álle loges onder die noemer vallen. Tot dan toe hadden pauselijke bullen en encyclieken, en met name dan de encycliek Humanum Genus(1884) van paus Leo XIII, alle vrijmetselaars over één kam geschoren. Rond 1900 was echter op initiatief van enkele jezuïeten een dialoog op gang gekomen met de Vrijmetselarij in de noordelijke landen, met als gevolg dat Rome bereid en in staat bleek het kaf van het koren te scheiden.

Aggiornamento

In België, Frankrijk en Italië hadden sinds het midden van de 19e eeuw de loges zich heftig tegen het monopolie van de Katholieke Kerk op het terrein van onderwijs en zorg gekeerd; ze waren van de weeromstuit in antiklerikalisme en vrijdenkerij terechtgekomen. Aangezien ze braken met de regel dat in de loge niet aan politiek mag worden gedaan, hadden ze zich vervreemd van de 'regelmatige' vrijmetselaarsloges in Noord-Europa en Amerika. Geleidelijk aan zijn overigens de mediterrane loges minder kerkvijandig geworden. Op het Tweede Vaticaanse Concilie drongen daarom bisschoppen uit alle windstreken erop aan katholieken die lid van een loge zijn pastoraal te bejegenen. Dat het Kerkelijk Wetboek van 1983 de Vrijmetselarij niet meer noemt, is geheel in de geest van het aggiornamento van Vaticanum II.

Aartsbisdom Los Angeles

Met zijn Verklaring van 26 november 1983 distantieerde kardinaal Ratzinger zich, pikant genoeg, van het beleid van zijn voorganger als prefect van de Vaticaanse geloofscongregatie, kardinaal Seper. Die had in 1973 geschreven dat de bisschoppen het beste zelf kunnen beoordelen of de Vrijmetselarij in hun omgeving van dien aard is dat ze aan katholieken ontraden moet worden: de betreffende canon van 1917 bood hun daartoe immers alle ruimte. Aan die stelregel zijn veel bisschoppen trouwens ondanks Ratzingers interventie blijven vasthouden. In 2000 gaf bijvoorbeeld in Amerika de aartsbisschop van Los Angeles, kardinaal Mahoney, te kennen dat in de Verenigde Staten een praktiserende katholiek waarschijnlijk wel lid van een loge mag zijn. Het aartsbisdom achtte het namelijk onwaarschijnlijk dat de lokale loges binnen het aartsdiocees Los Angeles een antikatholieke ideologie aanhangen.



De redactie dankt prof. dr. Ton van de Sande voor zijn bijdrage aan bovenstaand artikel. Van de Sande is bijzonder hoogleraar 'Vrijmetselarij als geestelijke stroming en sociaal-cultureel Europees verschijnsel' aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Universiteit Leiden.