Het was in een klooster dat Maria van Mierlo een spiritualiteit vond die ze nog niet kende. Dit hielp haar bij de invulling van haar leven, vertelt ze in De verwondering.
Maria van Mierlo werd geboren in een warm, veilig katholiek gezin. In klooster Sion, vlakbij Deventer, was een cisterciënzerlekengroep. Daar leerde ze de regel van Benedictus kennen, waarin ze een spiritualiteit ontdekte die ze zondag in de kerk niet vond: gehoorzaamheid, stabiliteit en het veranderen van gewoonten.
Eén van de broeders van het klooster wilde haar biechtvader wel worden. Van hem leerde ze om te luisteren, niet altijd in discussie te gaan en niet van alles te vinden.
![De Verwondering De verwondering](https://assets.kro-ncrv.nl/public/styles/image_fallback/public/media/images/Schermafbeelding%202020-11-12%20om%2013.37.58.png?itok=Hs31htag)
![De Verwondering De verwondering](https://assets.kro-ncrv.nl/public/styles/image_fallback/public/media/images/Schermafbeelding%202020-11-12%20om%2013.36.30.png?itok=ww9oTFLa)
Toen Maria twaalf jaar was, las ze een gedicht van Jan Wit dat haar altijd is blijven inspireren. De eenzaamheid die Wit noemt in het gedicht, is een pijler geworden onder Van Mierlo’s bestaan. Dat is waar ze God ontmoet, waar het heel gemakkelijk is om bij Hem te zijn. Daar vindt ze vrede en rust, het niets meer hoeven, waardoor in haarzelf de leegte kan ontstaan waarin God zijn zaden weer kan strooien.
Het is waar dat we in deze tijd niet meer ongebreideld kunnen reizen en consumeren. Maar juist in deze stille ‘impasse’ valt er volgens Maria van Mierlo wel degelijk groots en meeslepend te leven.