Basile wordt onterecht gevangengenomen in Congo. Het breekt hem op; de nachten in de cel, de angst, de honger. Als zijn naam wordt omgeroepen, denkt hij dat hij het niet zou overleven. ‘Als je je naam hoorde, dan wist iedereen: die komt niet meer terug.’

‘Ik ben opgegroeid op de plantage in Congo. Toen ik tien jaar was, hielp ik mijn moeder met plukken en verkopen. Zij moest in haar eentje zorgen voor acht kinderen. Ze was een hele sterke vrouw’  Als zijn moeder worstelt met het bij elkaar sprokkelen van genoeg geld, besluit Basile te stoppen met school. “Mijn broertjes moesten ook de kans krijgen om te leren. Het was hun beurt.” 

Basile sluit zich aan bij de fanfare van de Katholieke kerk. Hij speelt trompet en wanneer hij vrolijke melodieën blaast, lopen de straatkinderen de stoet achterna. Muziek brengt licht in hun moeilijke bestaan,  en ook in dat van Basile zelf.

Een leven vol muziek

In de klanken van zijn trompet hoor je hoop, geluk en liefde. Zijn talent blijft niet onopgemerkt en brengt hem naar een bekende Congolese band. ‘Ja, dat was spannend, maar ze namen mij op in die groep.’ 

Vanaf dat moment komt zijn muziekcarrière in een stroomversnelling. In de jaren die volgen, speelt hij in de grootste bands en staat hij op verschillende podia in Angola, het geboorteland van zijn moeder. ‘Als jij daar was, was jij onze fan geworden. Jij kan niet stil blijven staan, maar moet dansen!’

Gevangen door een lied

Als Basile ouder wordt, veranderen zijn liedjes. Ze gaan niet meer alleen over liefde en licht. Hij zingt over wat hij ziet: pijn, ongelijkheid en politiek. 
In Angola is het onrustig. Na de onafhankelijkheid van Portugal in 1975 krijgt het land een communistische regering. De Sovjet-Unie heeft veel invloed. 

Basile schrijft een kritisch lied over wat er misgaat in Angola. Het wordt op de radio gedraaid. Maar niet voor lang. Mensen vinden het gevaarlijk. Dan, op een dag, staan militairen voor zijn deur en wordt hij opgepakt. ‘Ze deden vriendelijk.  Ze zeiden: “Kom maar even mee”, maar in de gevangenis was niemand meer vriendelijk.’

‘Met een pistool in mijn rug, ging ik naar de verhoorkamer'

Acht maanden zit hij vast. De gevangenissen zijn overvol. Hij zit tussen andere politieke gevangenen. ‘Met een pistool in mijn rug, ging ik naar de verhoorkamer. Zij verhoorden mij  en stelden vragen waar niemand antwoorden op weet. Als ik zei dat ik het niet wist, dan werd ik geslagen. Er was geen eten. Mijn vrouw van toen bracht me twee keer per week iets te eten. Dat heeft me gered.’

De grootste redding komt uit onverwachte hoek: een generaal die met plezier naar Basile’s muziek luistert en hem nog kent uit de tijd dat hij schitterde op het podium. 'God was met mij, anders was ik er niet meer geweest,' gelooft Basile.

Friesland laten dansen

Hoewel hij na zijn vrijlating kan gaan en staan waar hij wil, beseft hij: 'ik ben niet veilig meer in Afrika, ik moet weg!' Via Congo vlucht hij naar Nederland en aangekomen in Leeuwarden voelde hij zich welkom. “Ik vind Friesland mooi, ik blijf hier.” Hij sluit hechte vriendschappen, krijgt twee muzikale dochters en blijft altijd muziek maken. “Ik ben hier thuis. Echt waar.” Friese mensen zijn heel lief! Ik kan ook wel Fries hè, een lyts bytsje!”  

Basile begint het koor All for One, samen met dirigent Wilco Kloosterman. Meer dan vijftig mensen van verschillende achtergronden zingen samen. ‘Wij waren een hele grote groep die overal ging optreden. Maar door corona moesten we stoppen en ging iedereen weg. Ik heb God beloofd om nooit te stoppen, dus ik ga het koor weer opbouwen. Wij zijn nu met bijna tien mensen. Uit Oeganda, Nigeria, Congo, Nederland en Friesland!’

Met zijn muziek wil Basile liefde verspreiden. “Mensen moeten bij elkaar komen en genieten. Daar is One Love. Geen discriminatie, geen arm of rijk. Samen als mensen.” Hij blijft bouwen aan zijn koor, want: “Wij zijn All for One.”