Presentator Klaas van Kruistum volgt in het KRO-NCRV programma FC De Helden het ontstaan van een gloednieuwe voetbalcompetitie. Hierin komen spelers met een handicap voor een officiële eredivisieclub uit.
Het draait om jongeren met een beperking in FC De Helden. Vraagt dat van jou als presentator om een andere benadering dan je gewend was?
‘In principe niet. Natuurlijk houd ik rekening met beperkingen; bij sommige spelers moet ik harder praten omdat ze slechthorend zijn. Of ik moet me extra duidelijk uitdrukken. Maar ik neem ze serieus in wat ze doen en wie ze zijn. Dat is het belangrijkste. Mensen met Down reageren soms natuurlijk wel anders dan anderen. Ze zijn goudeerlijk. Dat is heel leuk. Ik stond laatst langs het veld een interview te doen. Kwam er een wat oudere vrouw met down- syndroom naar me toe: “Klaas, je móet komen keepen.” Joh, lieve schat ik ben nu net even met een gesprek bezig, zei ik. “Ah, nee hè!”, zei ze superverdrietig. Nou ja, oké dan ga ik gewoon even lekker keepen. Zo flexibel moet je wel zijn. Maar dat vind ik juist ook de charme van met deze groep een programma mogen maken. Want mocht je al de neiging hebben om jezelf iets te serieus te nemen, dan gaat dat er heel gauw af.’
Wat komt er zoal bij dit tv-programma kijken?
‘De competitie begint officieel pas in het najaar, maar we zijn al sinds het begin van de zomer aan het opnemen. Het is een compleet nieuwe divisie en het vergt flink wat organisatie om dat op poten te krijgen. Ik volg dat hele proces. We zijn bij de speciale selectiedagen, maar ook bij trainingen van G-teams die al geselecteerd zijn. Daar leer ik de spelers beter kennen. Ook praat ik met ouders die vertellen waarom dit zo belangrijk is voor hun kind.’
Wat zeggen ze daar zoal over?
‘Ik sprak een vader wiens dochter een speciaal apparaatje heeft waarmee ze, ondanks dat zij doof is, toch kan horen en meespelen. Hij vertelde dat er een fase in haar leven is geweest waarin ze letterlijk zei: “Van mij hoeft het allemaal niet meer”. Ze had zo sterk het gevoel dat ze er niet bij hoorde vanwege haar beperking. Nu geniet ze volop. Zo mooi om te zien wat sport kan doen. Het draait natuurlijk om meer dan alleen gezond bewegen. Ze vormen met anderen een hecht team en zien naar elkaar om. Op een gegeven moment barstte er ineens een gigantische hoosbui los. Iedereen dook de dug-out in. En een meisje raakte daar een beetje in paniek. Toen ging een andere speler uit haar G-team voor haar staan met de rug naar de regen toe en zorgde zo voor extra beschutting. Dit soort inspirerende onzelfzuchtigheid kom ik volop tegen bij het maken van dit programma. Daar kunnen we allemaal nog wat van leren.’
Waarom is dit voor jouzelf zo’n mooi programma om te maken?
‘Sinds een paar jaar ben ik ambassadeur voor UNICEF en in mijn programma Zapplive zamelen we ieder jaar geld voor kwetsbare mensen in. Afgelopen jaar ben ik daarvoor ook voor UNICEF naar Irak geweest waar ik in Mosul een reportage heb gemaakt om te laten zien in welke barre omstandigheden kinderen daar moeten opgroeien. Ik kan er niet goed tegen als we andere mensen in de penarie gewoon laten zitten. Dan wil ik wat doen.’
Heb je dat altijd al gehad?
‘Vroeger niet. Maar een belangrijk kantelpunt was mijn reisprogramma Bestemming Onbekend. Ik sprak op Schiphol jongeren aan die op het punt stonden om naar een leuke toeristische bestemming te vliegen. Ik daagde ze uit: verscheur je ticket en ga met mij mee naar een andere bestemming! Maar ik vertelde ze vooraf niet welk land. In die vier jaar dat ik dat programma maakte, heb ik zoveel ellende gezien. Ik ben op de grootste vuilnisbelt van Zuid-Oost Azië geweest, heb sloppenwijken in Lima gezien en ik bezocht een kraamkliniek in Uganda waar de beademingsapparatuur uit niet meer een handpompje bestond. Als ik mensen zie worstelen om te overleven, raakt dat me. Waarom zij wel en ik niet? Waarom zijn de verschillen in de wereld zo groot? Daar werd ik steeds mee geconfronteerd. Ik ben activistischer geworden. Maar dat heeft nog wel even geduurd. In het begin was ik gewoon een programma aan het maken. Op een gegeven moment begon het aan me te knagen. Ik kreeg alle ongelijkheid niet meer bij elkaar geredeneerd en dat deed wat met mijn wereldbeeld. Ik merk het nu ook met die hele klimaatdiscussie. In het begin stond ik daar heel passief in. Je hoorde ook zoveel verschillende verhalen. Maar hoe meer ik mezelf er in verdiep, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat ook hier een veel urgentere toon bij past.’
Doe je daar actief iets mee?
‘In het programma Klaas kan alles werken wij tegenwoordig volgens de albert-methode. Dat is een methode die bij de BBC is gestart, waarmee je op een duurzame en groenere manier mediaproducties maakt. We hebben een speciale training gevolgd om hier meer inzicht in te krijgen. Het resul- taat zit hem al in heel kleine dingen. Op onze draaidagen zijn bijvoorbeeld waterflesjes van wegwerpplastic taboe. Daarnaast is Klaas kan alles best een belastend programma; we vliegen veel. Daar kijken we nu veel scherper naar: kunnen we door iets andere onderwerpen te kiezen, zorgen dat onze impact op het klimaat kleiner is? Ik ben er zelf in ieder geval constant mee bezig. Ook thuis. Ik zit altijd te zaniken dat ook mijn kinderen hun afval moeten scheiden. Als ze het papier dan toch weer in de verkeerde bak flikkeren, zeg ik weer: “Jongens, hoe moeilijk is het nou!”’
Zorgt maatschappelijke betrokkenheid bij jou soms ook voor moedeloosheid?
‘Veel mensen denken: de problemen op de wereld zijn zo onoverkomelijk groot, daar kan een individu überhaupt geen verschil in maken. Maar volgens mij kan dat wel. Ik hoorde boswachter Arjan Postma hierover spreken en hij had een schitterend verhaal. Hij vertelde hoe mieren grote nesten bouwen, maar dat gedurende het seizoen soms blijkt dat het nest niet meer op de ideale plek staat. Omdat er bijvoorbeeld te veel schaduw is. Wat blijkt nou? Er is dan steeds één mier die op een goede dag besluit om een betere plek te zoeken. Zodra hij die heeft gevonden, gaat hij terug naar de mierenhoop. Daar tilt hij één andere mier op, sleurt die mee om de nieuwe plek te laten zien: “Hier moeten we zijn!” Negen van de tien keer denk die andere mier: het zal wel, ik ga weer terug. Maar die eerste mier blijft proberen totdat hij een gelijkgestemde vindt. Die gaat op zijn beurt ook weer een volgende mier overtuigen. En de volgende doet dat ook. Op basis van dit principe verplaatst uiteindelijk die hele mierenhoop zich naar die betere plek.’
En zo kunnen mensen dat ook aanpakken?
’Precies. Soms denken we misschien dat er simpelweg teveel onrecht, ongelijkheid en problemen in de wereld zijn. Maar dat betekent niet dat we er niets aan kunnen veranderen. Als we maar gewoon ergens beginnen. Al is dat op piepkleine schaal.’