Marius Flothuis is in de jaren dertig een veelbelovend componist en musicus. Op zijn 24ste wordt hij aangenomen bij het Concertgebouw, maar dan breekt de oorlog uit.

Flothuis weigert akkoord te gaan met de eisen van de Nazi's en wordt ontslagen. Samen met zijn vrouw Leentje Sternheim neemt hij onderduikers in huis – tot de politie-inval. Flothuis wordt opgepakt door de Sicherheitsdienst en naar het concentratiekamp in Vught gebracht.