Koop je 200 gram vlees, dan wil je dat ook terugzien op je bord. Dit blijkt niet altijd het geval. Vlees en vis uit de supermarkt verpakking, bleken na onderzoek een netto ondergewicht te hebben. Waar betaal je eigenlijk dan voor? Pointer zoekt het voor je uit!
Een delict van jewelste met de verkoop van vlees én vis in een plas water
Zo beschrijft voedingsmiddelentechnoloog Ijsbrand Velzeboer het in zijn nieuwe boek: Leugens op mijn bord. Velzeboer beweert dat een gemiddeld huishouden jaarlijks voor ruim 50 euro wordt opgelicht.
Water bij de vis
Bij het bewerkingsproces van vlees en vis wordt vaak water toegevoegd. Dit gebeurt als technologisch hulpmiddel om indroogverliezen te compenseren, producten te marineren of sappiger te maken, maar ook om het rendement te verbeteren. Bij het verwerkingsproces van vis sijpelt soms ook onbedoeld water in de filets. Bij het ontdooiingsproces verliezen de producten uiteindelijk weer een deel van het vocht. “Hoe langer je het in de koeling bewaart, hoe meer vochtverlies je hebt”, legt Velzeboer uit.
Uit Velzeboer’s onderzoek van 2015 tot 2021 kwam er een onderwicht van gemiddeld 4,8 procent op vlees. Bij vis was het 7,8 procent. “Ik heb uitgerekend dat een gezin met een gemiddelde vlees- en visconsumptie jaarlijks 53,33 euro te veel betaalt.”
Misleiding én oplichting
De voedingsmiddelentechnoloog vindt dat de consument misleid én opgelicht wordt. “Het stelselmatige ondergewicht van vlees en vis in de supermarktverpakking is een overtreding van de wet, maar de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die ik meerdere keren heb gewezen op deze misstand, staat erbij en kijkt ernaar.”
Velzeboer vindt het een kwalijke zaak dat supermarkten geld verdienen aan ‘de plas water’. “Supers zijn de verantwoordelijke proceseigenaar en weten uit ruime ervaring en vakmanschap exact hoeveel water wordt toegevoegd, en dus ook hoeveel vochtverlies er is tot aan de houdbaarheidsdatum. Het zou eerlijker zijn als ze op de verpakking het uitlekgewicht vermelden.”
Ook vindt hij dit ongelijkheid op de markt veroorzaakt. “De visboer of slager in het dorp moet het niet in zijn hoofd halen om het plasje vocht in de vitrine mee te verkopen, terwijl ik er in de supermarkt wél voor betaal.”
