De woorden die wij gebruiken hebben ongekend veel invloed op onszelf en de mensen om ons heen. Het is dus zeker de moeite waard om jouw taalgebruik eens goed onder de loep te nemen én waar nodig aan te passen. Ons stappenplan helpt je daarbij.

De hele dag door gebruiken we woorden met een negatieve connotatie. Denk bijvoorbeeld aan de woorden moeten, lastig, dom, mislukt, ongeduldig en ga zo nog maar even door. 

Dit soort woorden noemen we ook wel 'pejoratieve woorden': woorden met een negatieve bijbetekenis. Pejoratieve woorden roepen een onprettige associatie op en kunnen denigrerend of beledigend zijn.

Te veel negatieve taal

Hoewel deze woorden natuurlijk niet 'slecht' zijn om te gebruiken, en op zichzelf misschien niet eens zo veel voorstellen, kan een overschot aan negatieve taal best grote gevolgen hebben.

Positief vs. negatief

Een constante stroom van negatieve woorden, in de communicatie met anderen én in communicatie met jezelf, kunnen leiden tot een laag zelfvertrouwen, gevoelens van angst en een negatief zelfbeeld.

Positieve woorden daarentegen versterken het deel in onze hersenen dat verantwoordelijk is voor dingen als motivatie, creativiteit en geluk.

Zo kan positief taalgebruik bijdragen aan het bereiken van onze doelen, het verminderen van stress en het vergroten van ons zelfvertrouwen.

'Wanneer jij zorgt voor je taalgebruik, zal je taalgebruik zorgen voor jou'

Filosoof Luis Castellanos

Kracht van woorden

Kortom: woorden zijn ongekend krachtig. Reden genoeg dus om eens te onderzoeken hoe het met jouw vocabulaire gesteld is. 

Met dit stappenplan kom jij erachter of jouw taalgebruik een positieve boost kan gebruiken én leer je direct hoe je dat doet.

Stap 1: Houd een logboek bij

De eerste stap is het in kaart brengen van jouw taalgebruik. Houd bijvoorbeeld een paar dagen een logboek bij en zodra je jezelf betrapt op negatieve gedachten of uitspraken, schrijf je ze op.

Stap 2: Analyseren

Pak je logboek erbij en kijk eens héél kritisch naar wat daarin staat. Gebruik je veel negatieve taal? En in welke situaties dan? Spreek je vooral jezelf negatief toe, of uit je je ook zo naar anderen? 

Stel bij alles wat je hebt opgeschreven jezelf de vraag: is het waar wat ik zeg en denk? Ben ik écht een mislukkeling, of denk ik dat alleen? Is mijn collega écht lui of zijn dat mijn aangeleerde vooroordelen over mensen die niet fulltime werken?

Stap 3: Omdenken

Als je je taalgebruik in kaart hebt gebracht en weet waar je kunt verbeteren, kun je jezelf positievere taal gaan aanleren. Onderzoek hoe je de dezelfde boodschap kunt brengen met positievere taal. 

Zijn er bijvoorbeeld beter klinkende synoniemen voor negatieve woorden? Dus van: ‘Ik moet sporten om af te af te vallen, naar: ‘Ik wil mijn lichaam bewegen zodat ik lekker in mijn vel zit.’

Tip!

Bij het aanleren van positiever taalgebruik geldt: oefenen, oefenen, oefenen. En onthoud daarbij déze vuistregel: Als je het niet tegen je beste vriend zou zeggen, zeg het dan ook niet tegen jezelf (of je collega’s, familieleden, cassières, groenteboer enzovoort).

P.S.

Hoewel het dus echt de moeite waard is om positiever taalgebruik door te voeren, is negatief taalgebruik ook nodig. Een stevig potje klagen of zwelgen in zelfmedelijden moet af en toe kunnen, zolang het maar niet de boventoon gaat voeren.

Meer inspiratie?

Schrijf je dan in voor de KRO-NCRV inspiratienieuwsbrief

Kim-Lian van der Meij