Theoloog Fred van Iersel zou binnenkort te gast zijn in de Verwondering om te praten over zijn ziekte en de naderende dood. Tot een opname is het helaas niet gekomen, hij overleed op 27 juli.
Verwondering-redacteur Bas Roetman ontmoette hem eind juni voor een voorgesprek over zijn liefde voor Lourdes en over de betekenis van vrede: ‘Als het einde in beeld komt, ga je nadenken over wat je leven waard is geweest. Dan komt dankbaarheid naar boven. Ik heb zachtheid mogen ontvangen.’
Laten we bij het begin beginnen. Hoe was u als kind?
‘Ik was een jongetje dat heel graag met andere kinderen speelde. Ik wilde graag bij groepjes horen, meedoen. Dat lag ook voor de hand omdat ik met die beperking die ik had vaak als laatste aansloot. Ik was wel een beetje stil. Ik had ook last van een vorm van epilepsie, dan word je vanzelf wat stiller. Als gezin waren we heel hecht. We waren op elkaar aangewezen, mijn moeder stond er alleen voor nadat mijn vader jong was overleden.’
Waren jullie kerkgaand?
‘Wij waren zeker een kerkgaand gezin. We gingen elke zondag naar de kerk, en voor en na het eten netjes bidden. Mijn moeder had ook een echte Mariadevotie. Daar ben ik mee opgegroeid.’
Hoe praktiseerde uw moeder haar Mariadevotie?
‘Door naar plekken te gaan waar Maria vereerd wordt, om daar te bidden. Ze bad vooral om voorspraak te vragen. Dan vraag je aan Maria om de liefde van God af te smeken voor iemand die in een lastige situatie zit. Je kunt direct bidden tot God, maar je kunt ook hulp vragen voor een ander waardoor die liefde versterkt wordt. Ze bad tot Maria om kracht, maar ze bad dus nog meer voor anderen dan voor zichzelf. Dat is voor mij ook de kern van Mariadevotie.’
Hoe zou u uw band met Maria omschrijven?
‘Die was er altijd al. Mijn vader was ongeneeslijk ziek en toen hij wist dat hij zou sterven zijn ze op zijn laatste reis naar Lourdes gegaan. Ze hebben daar samen de gelofte afgelegd dat mijn moeder met mij zou terugkomen op het moment dat ik op mijn pootjes terecht zou zijn gekomen. Dat is een gelofte die is gedaan omdat ik het zorgenkind van het gezin was. Ik was verlamd en had epilepsie. Die gelofte heb ik de hele tijd bij me gedragen. Daar leefde ik in zekere zin naartoe.’
‘Toen ik 34 was ben ik naar Lourdes gegaan, met een concrete aanleiding. Ik werd op een gegeven moment ontslagen van periodieke controle op epilepsie. Ik was genezen verklaard. Niet in Lourdes of via een wonder, maar ik vond toch dat ik naar Lourdes moest om Maria te bedanken, en een bosje bloemen bij de grot te leggen. Dat is een heel beladen en emotioneel moment geweest. Later ben ik ook met mijn moeder gegaan, en toen was de cirkel rond, de gelofte werd ingelost. Dat was een prachtige reis.’
Was dat ook helend voor u?
‘Zeker. Op bedevaart gaan is een helend proces. Je gaat er naartoe om eenheid te vinden in je leven. Het inlossen van een gelofte is ook iets wat heel belangrijk is. Dat moet je serieus nemen en dat heb ik ook altijd gedaan.’
Op bedevaart gaan is helend?
‘Ja, het gaat om helen van stukjes van je persoonlijkheid. Ik heb in mijn leven vanwege mijn beperking veel moeten nadenken over de vraag: hoe vind ik aansluiting bij groepjes? Hoe kan ik compenseren dat ik sommige dingen niet kan? In Lourdes staan juist de zieken en gehandicapten centraal. Dat is de wereld van de zachtheid, de tederheid. De zieke is de maatstaf. Wat daar gebeurt, is uniek.’
‘Ik zat in 1988 bij de Lourdesgrot, waar je een bad kunt nemen door je achterover in het water te laten vallen. Ik zat in een rij met allerlei mensen die dat wilden doen. Ouders met zieke kinderen, mensen met zware handicaps. Opeens dacht ik: waarom zit ik hier eigenlijk? Mijn oorspronkelijke gedachte was: ik ga dat bad nemen en wie weet wat er gebeurt, misschien genees ik wel. Maar toen ik daar zat werd ik plots genezen van het verlangen naar genezing. Ik dacht: laat die mensen voorgaan. Laat mij maar gewoon zijn wie ik ben, het is goed zo. Dat is voor mij het belangrijkste wat ik in Lourdes heb meegemaakt. Ik kon naar mezelf kijken en zacht worden. Ik gaf me over in dankbaarheid voor het leven dat ik al had, in plaats van te smeken om beterschap. Het was dankbaar vertrouwen.’
Is dat dankbaar vertrouwen er nu nog?
‘Ik kan het wel bij mezelf oproepen. Als het einde in beeld komt, zoals nu bij mij, dan moet je nadenken over wat je leven waard is. Dan komt die dankbaarheid naar boven. Ik heb een mooi leven gehad. Ook als ik volgende maand overlijd, dan is het nog heel mooi geweest.’
Is er ook overgave?
‘Ja. Zonder overgave kan het niet. Dat zit ook in het weesgegroet. Je geeft je over door voorspraak te vragen aan Maria, “in het uur van onze dood”.’
Een jaar geleden was u voor het laatst in Lourdes, met de militaire Lourdesbedevaart. Hoe heeft u dat beleefd?
‘Het was een afronding van mijn werk, een samenkomen van het persoonlijke en het professionele. Ik had me al aangemeld voor de militaire bedevaart en daarna hoorde ik dat ik ziek was. Ik kreeg mijn diagnose op 24 februari, de dag dat Poetin Oekraïne binnenviel. Een wonderlijk toeval.’
Wat ziet u als de kern van de christelijke boodschap als het gaat om vrede?
‘Voor mij is het heel belangrijk dat vrede nooit kan ontstaan zonder gerechtigheid. Dat hoort bij de joodse en christelijke traditie. Vrede is niet alleen een ethische waarde, maar het gaat om de concrete betrekkingen tussen mensen. Die moeten vreedzaam zijn. Dat zie je ook terug in de Bijbel. Vrede is iets wat door Christus in relatie wordt geschonken. Na de verrijzenis verschijnt Christus, en het eerste en enige wat hij zegt is: Vrede zij u. Hij zegt het ook tegen de leerlingen die hem achtergelaten hebben. Hij herstelt de relatie. Daar gaat het om, herstellen van relaties.’
Hoe ervaart u de wetenschap dat u niet lang meer te leven heeft?
‘Ik kan het me niet goed voorstellen. Ik heb in mijn leven mensen zien sterven, ik kan dat concrete tafereel wel voor me zien, maar je weet niet van tevoren wat en hoe. Ik weet ook niet of ik dat zou willen. Ik denk dat ik liever op een onverwacht moment het leven laat, maar wel zo dat ik afscheid heb kunnen nemen van mijn dierbaren.’
U voelt zich een geliefd kind van God. Is dat troostrijk?
‘Troost is belangrijk, zeker als het om zachtheid gaat, die ik heb mogen ontvangen. Toch is troost voor mij niet het belangrijkste. Voor mij is het belangrijkste dat het je ook aanzet om aan de vrede te werken.
Gaat u ergens naartoe, na de dood?
‘Ik weet het niet. Het beeld wat mij aanspreekt is dat het een poort is. Het is voor mij niet zo dat je verleden, heden en toekomst hebt en dan het hiernamaals. De kern van de liefde van God is er nu en die was er, en die zal er zijn. En dat verandert niet, daar ben ik van overtuigd. Die is ook sterker dan de dood.
‘De kern van het christelijk geloof is de liefde, tussen God en mensen. De kunst is om te geloven in die liefde. Dat je daarop kan vertrouwen, dat is geen kleinigheid! Moet je eens kijken hoeveel mensen die liefde niet vertrouwen die ze wel ontvangen. Wij zijn als westerse christenen die liefde een beetje vergeten. We zijn vergeten dat het gaat om liefdevolle relaties die de dood overstijgen. Hetzelfde geldt voor de hoop, die moet mensen motiveren om zich in te zetten voor gerechtigheid, verzoening, barmhartigheid. In het hier en nu, maar ook over de grenzen van de dood. Probeer zelfloos te zijn in die liefde. Dat waar het om draait.’
Wat zou u nog willen meegeven?
‘Dat mensen vertrouwen op de liefde. Ga ervan uit dat God werkelijk universeel liefheeft, niet alleen in jouw clubje. Oefen jezelf in het universeel maken van die liefde. Durf over je eigen grens te kijken.