De zalige Pier Giorgio Frassati (1901-1925) was een student, sociaal activist en lekendominicaan uit Turijn. Hij overleed aan de gevolgen van polio.
Pier Giorgio Frassati werd geboren op 6 april 1901 in Turijn (Koninkrijk Italië). Zijn vader was Alfredo Frassati (1868-1961), een agnost die medeoprichter en eigenaar van de liberale krant La Stampa was en later zitting had in de senaat van de Italiaanse Republiek. Zijn moeder was Adélaïde Ametis (1877-1949), een bekende kunstschilder. Zijn zus was de dichter Luciana Frassati (1902-2007), die in 1923 in het huwelijk trad met de Poolse diplomaat Jan Gawroński en zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in Polen tegen de nazi’s verzette.
Pier Giorgio’s neigingen om anderen te helpen manifesteerden zich al in zijn kindertijd. Als kind deed hij de deur open en trof een bedelende moeder aan met een kind dat geen schoenen droeg. Direct trok hij zijn eigen schoenen uit en gaf ze aan het jongetje. In 1909 weigerde zijn vader een arme man te helpen die aan hun deur kwam omdat hij dronken was. Pier Giorgio begon daarop keihard te huilen. Zijn moeder droeg hem vervolgens op de man te zoeken om hem eten te geven.
Hoewel Pier Giorgio bekend stond om zijn intelligentie behaalde hij op school matige cijfers. In 1913 zakte hij voor zijn examens en werd daarom door zijn vader naar een privéschool van de jezuïeten gestuurd.
Frassati was zich als scholier al zeer bewust van de maatschappelijke ongelijkheid. Hij was een tegenstander van het opkomende fascisme. In 1921 werd hij in Rome gearresteerd toen hij deelnam aan een demonstratie van het Congres van Jonge Katholieke Arbeiders. Hij was betrokken bij studentengroepen en ook bij het Apostolaat des Gebeds en de Katholieke Actie, waarvan hij in 1919 actief lid geworden was. Hij zei vaak: “Liefdadigheid is niet genoeg; we hebben sociale hervormingen nodig.”
Frassati werd op 28 mei 1922 praktiserend lid van de Derde Orde van Sint-Dominicus, waarbij hij de religieuze naam Girolamo aannam ter ere van de Florentijnse dominicaan Girolamo Savonarola. Hij was ook toegewijd aan de leer van Sint-Thomas van Aquino en een vereerder van Sint-Catharina van Siena. Hij hield van De Goddelijke Komedie van Dante waaruit hij met gemak passages kon reciteren.
Hij hielp bij de oprichting van een krant getiteld Momento, waarvan de principes waren gebaseerd op de encycliek Rerum novarum van paus Leo XIII. In 1918 sloot hij zich aan bij de Sint-Vincentiusvereniging en besteedde veel van zijn tijd aan het helpen van armen en minderbedeelden.
In 1918 was Pier Giorgio Frassati begonnen aan de studie mijnbouwkunde. Hij wilde mijningenieur worden om “Christus beter te dienen onder de mijnwerkers”. Bij zijn afstuderen mocht hij van zijn vader een cadeau uitkiezen: ofwel een auto ofwel een fonds. Pier Giorgio koos voor het laatste zodat hij geld aan de armen kon geven in plaats van het voor zichzelf te gebruiken. Zo zorgde hij een keer voor een bed voor een tuberculoselijder, ondersteunde hij de drie kinderen van een zieke weduwe en regelde hij onderdak voor een vrouw die door haar huisbaas uit haar woning was gezet.
Tijdens zijn studie voelde hij zich zeer aangetrokken tot een meisje. Toch ging hij nooit met haar uit omdat hij zich afvroeg of zijn ouders haar wel zouden goedkeuren. Daarom zag hij af van een relatie, zoals hij zijn zus eens toevertrouwde.
Pier Giorgio was zeer sportief. Hij was een uitstekende zwemmer en was een fervent bergbeklimmer. Hij was lid van de Club Alpino Italiano en beklom bergen zoals de Grand Tournalin (3.379 m) en de Monviso (3.841 m).
Hij bezocht theaters en musea met vrienden wanneer hij de kans kreeg. Maar hij zag alleen films in de bioscoop waarvan hij zeker wist dat die geen immorele scenes bevatte. Hij had een hekel had aan dingen van vulgaire en onzuivere aard. Hij leerde wel dansen, maar vond het nooit zo leuk, zoals hij vaak liet blijken.
Op 30 juni 1925, terwijl hij met twee vrienden op de Po aan het varen was, begon hij te klagen over scherpe pijnen in zijn rug. Op 1 juli kwam hij thuis met zware hoofdpijn en koorts. Op dezelfde dag overleed zijn grootmoeder van moederskant. Door zijn oprechte nederigheid leidde hij de aandacht van zichzelf af en gaf er de voorkeur aan dat zijn familie om zijn grootmoeder rouwde. Op 2 juli werd een dokter geroepen die de bedlegerige Pier Giorgio vroeg op te staan. Hij bleek dat niet te kunnen. Al snel werd de diagnose gesteld dat hij poliomyelitis had, wat zijn vermoeidheid verergerde. Deze vermoeidheid bracht hem ertoe om een morfine-injectie te vragen zodat hij makkelijker kon slapen; de dokter en zijn moeder vonden de injectie echter onverstandig en Pier Giorgio legde zich bij hun oordeel neer.
Hij gaf zijn laatste instructies aan zijn zus terwijl zijn toestand verslechterde en het duidelijk werd dat hij spoedig zou sterven. Om drie uur in de nacht van 3 op 4 juli werd een priester geroepen om hem te bedienen met de laatste sacramenten. Pier Giorgio Frassati stierf op 4 juli 1925 om zeven uur ‘s avonds. Zijn uitvaart werd door duizenden bijgewoond. Hij werd begraven in het familiegraf van de Frassati’s op het kerkhof van de gemeente Pollone in Piëmont.
Het zaligverklaringsproces werd in Turijn geopend op 2 juli 1932. In 1941 werd het proces opgeschort nadat er berichten waren binnengekomen over Frassati’s twijfelachtige moraal. Zijn zus Luciana ging daarop naar Rome om zijn goede naam te rehabiliteren. De beschuldigingen bleken vals te zijn en Vaticaanse functionarissen verklaarden dat de zaak hervat zou worden. Op 12 juni 1978 kreeg Frassati de titel ‘Dienaar Gods’. In 1981 werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar een zijkapel van de kathedraal van Turijn; bij latere inspectie bleken ze intact te zijn. Op 23 oktober 1987 kreeg hij de titel ‘Eerbiedwaardige Dienaar Gods’ nadat paus Johannes Paulus II een decreet had goedgekeurd waarin werd bevestigd dat Frassati de christelijke deugden op heldhaftige wijze had beoefend.
Johannes Paulus II erkende op 21 december 1989 een wonder op voorspraak van Frassati. Het betrof de genezing van de 40-jarige Italiaan Domenico Sellan, die leed aan de ziekte van Pott. Een priester had de ten dode opgeschreven man op 28 december 1933 een relikwie en een afbeelding van Pier Giorgio Frassati geschonken. Er werd gebeden en om Frassati’s voorspraak gevraagd. Sellan werd daarop genezen van de ziekte en leefde nog meer dan drie decennia in perfecte gezondheid.
Pier Giorgio Frassati werd op 20 mei 1990 door Johannes Paulus II zaligverklaard. Zijn liturgische gedachtenis wordt jaarlijks gevierd op 4 juli.
Het lichaam van de zalige Pier Giorgio Frassati is twee keer uit de Dom van Turijn gehaald om elders vereerd te worden. De eerste keer was in 2008 bij gelegenheid van de Wereldjongerendagen in Sydney (Australië) en de andere keer in 2016 bij gelegenheid van de Wereldjongerendagen in Krakau (Polen).