Zijn leven lang heeft hoogleraar Paul van Geest een antenne voor de religieuze dimensie van het leven. Dat bracht hem op het pad van kerkvader Augustinus, wiens wijsheden hem blijven inspireren.
Het is nog stil in de kerk, de pastoor loopt rond om de kaarsen aan te steken. In een van de banken zit een klein jongetje. Langzaam druppelen de eerste kerkgangers binnen, ze hebben op het land gewerkt. Ze ruiken naar mest, naar gemaaid gras, maar ook naar frisse douchegel.
‘De geuren van het land vermengden zich met de geuren van heiligheid’, herinnert Paul van Geest – het jongetje van toen – zich nu. Zodra de pastoor ging spreken, vertrok de kleine Paul weer naar huis, want ‘dan was het wonder weg’.
Zijn leven lang zou Paul een antenne hebben voor de religieuze dimensie van het leven. Hij werd theoloog en hoogleraar kerkgeschiedenis. En hij werd een kenner van het werk van Augustinus, de beroemde kerkvader die leefde in de vierde eeuw. Augustinus’ bekendste werk is misschien wel de Belijdenissen, waarin hij zijn zielenroerselen blootlegt. Het boek wordt ook wel gezien als de eerste autobiografie.
'Ik ben liefgehad, ik ben bemind'
In het boek onderzoekt Augustinus zijn diepste drijfveren. Hij vertelt eerlijk over zijn verslavingsgevoeligheid, en hoe moeilijk het is om het goede te doen – ondanks het feit dat je precies weet wat je zou moeten doen. ‘Het vrijwel onmogelijk om dat vanuit pure wilskracht te doen’, legt Paul uit. ‘Augustinus’ punt is: je hebt daarvoor een zetje van buitenaf nodig. Van de medemens, of van God. Het is genade.’
Dat geeft ons ook allemaal een grote verantwoordelijkheid om anderen dat zetje te geven, zo bespreken Paul en Annemiek. Dat kan als we stil durven te worden, en onze eigen onvolmaaktheid inzien – net zoals Augustinus dat deed. ‘Wanneer je inziet en erkent dat je zelf niet volmaakt bent, zet je een ander ook in diens kracht.’
Paul heeft de wijsheden van de kerkvader ook volop in zijn leven ervaren. Hij is een gezegend mens, en dat is te danken aan de mensen om hem heen. ‘Erkenning, waardering en liefde worden je gegund en geschonken’, zo zegt hij Augustinus na.