Uit een koe kan je heel wat biefstukken halen, maar er blijven altijd restjes over. Daar kun je wokreepjes of hamburgers van maken. Maar waarom zou je het bij wokreepjes houden als je het met behulp van wat lijm ook als biefstuk kunt verkopen? De Keuringsdienst van waarde volgt een spoedcursus biefstuk plakken.
Allerlei soorten vlees
Bij het slachten van dieren blijven altijd vleesresten over. Deze zijn vaak lastiger te verkopen dan grotere stukken. De industrie kwam met een oplossing: kleine stukjes vlees aan elkaar lijmen tot nieuw groter stuk vlees. Dat doen ze met zogenaamde vleeslijm. En niet alleen vlees wordt aan elkaar geplakt, het gebeurt ook bij vis.
Het lijmen van vlees wordt onder andere toegepast bij biefstuk, schnitzel, carpaccio en plakken zalm. Hoewel het verplicht om het op de verpakking te vermelden, heb je het als consument vaak niet door dat je een gelijmd stuk vlees eet. Maar hoe doen ze dat dan?
Eiwitten uit bloed
Het restvlees wordt samengevoegd met lijm gemaakt van beestenbloed. Fibrinogeen en trombine zijn eiwitten die uit bloed afkomstig zijn, en kunnen als natuurlijke lijm fungeren. Deze eiwitten zorgen ook voor bloedstolling bij wondjes. De vleesindustrie zag een uitkomst in dit kleverige goedje en ontdekte hoe je van stukjes restvlees reusachtige tournedos kunt maken.
Vleeslijm
Dat gaat zo: de vleeslijm wordt toegevoegd aan de vlees- en visresten. Vervolgens moet het mengsel van restvlees en vleeslijm ongeveer een dag weken. Het resultaat is een groter stuk vlees of vis – waar amper aan te zien is dat het ooit snijresten waren.
Goede uitkomst of niet?
Producenten van vlees passen deze techniek toe om kosten te dekken en verspilling tegen te gaan. In Nederland eten we namelijk niet graag dieren van kop tot teen. We kopen liever een biefstuk of schnitzel dan mysterieuze stukjes restvlees. Nu van restjes een nieuw stuk vlees of vis gemaakt kan worden, wordt een stuk minder weggegooid. Dat is beter voor de portemonnee, het milieu en uiteindelijk zelfs de dieren.