Wat gebeurde er met het onteigend Joods vastgoed in en na de Tweede Wereldoorlog? Op die vraag proberen steeds meer gemeenten een antwoord te vinden. Inmiddels hebben 39 gemeenten onderzoek naar het eigen verleden ingesteld, maar die onderzoeken zijn kwalitatief niet allemaal even goed. Dat zegt de voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO), Ronny Naftaniel tegen Pointer. “Gemeenten zeggen soms te gemakkelijk dat ze niets over naheffingen hebben kunnen vinden.”
Gemeentes doen onderzoek
Hoeveel woningen er precies in de oorlog zijn onteigend, is niet op een getal vast te pinnen. De schattingen lopen uiteen van 16.000 tot 20.000. Wel is duidelijk dat er in ieder geval 7.107 Joodse woningen zijn onteigend en vervolgens zijn doorverkocht. Deze transacties staan beschreven in de Verkaufsbücher, waar Pointer eerder over schreef. De publicaties van Pointer zijn voor veel gemeenten reden geweest om onderzoek in te stellen naar wat er precies met het Joods onroerend goed in hun eigen gemeente is gebeurd. Inmiddels doen 39 gemeenten onderzoek naar hun eigen rol, of hebben het onderzoek al afgerond.
Goede ontwikkeling
Dat er steeds meer gemeenten op zoek gaan naar waarheidsvinding vindt Ronny Naftaniel, voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO), een goede ontwikkeling. Maar hij plaatst vraagtekens bij de kwaliteit van sommige onderzoeken. “Gemeenten moeten niet alleen de onderzoeksvraag stellen of zij ook een rol hebben gespeeld bij de verkoop van Joodse panden. Er kunnen ook andere misstanden spelen. Zo kan het zijn dat een gemeente heeft gefaciliteerd, bijvoorbeeld door aan te geven waar Joden woonden. Maar ook de vraag of de gemeente zelf Joodse panden heeft aangekocht is een belangrijke, net zoals de vraag of er na de oorlog heffingen zijn opgelegd”, bepleit Naftaniel.
In één week onderzoek doen?
Een voorbeeld waarbij je volgens Naftaniel vraagtekens kunt zetten, is het onderzoek van de gemeente Maastricht. Zij deden tussen 30 juni en 5 juli vorig jaar een verkennend onderzoek waarbij de gemeente wilde weten of er gemeentelijke belastingen zijn geïnd over de panden die zijn onteigend. Na onderzoek door de gemeentelijke archieven, konden medewerkers van Regionaal Historisch Centrum Limburg daar niets over vinden. De gemeente besloot daarna geen verder onderzoek in te stellen. “In een week tijd onderzoek doen? Dat kan niet”, zegt Naftaniel.
Naar aanleiding van de publicaties over de Verkaufsbücher nemen gemeenten dit administratieve boekwerk als uitgangspunt mee in hun onderzoek. Maar volgens Naftaniel moet er verder worden gekeken dan dat. “Veel gemeenten nemen de Verkaufsbücher als uitgangspunt, maar ongeveer 60 procent van de onteigende huizen staan daar niet in omdat ze niet zijn doorverkocht. Er zijn veel meer plekken waar je moet kijken”, adviseert Naftaniel.
Geen vaste richtlijnen
Voor de onderzoeken zijn geen vaste richtlijnen. Ook is er geen centrale sturing vanuit de overheid. In een rondgang van Pointer langs verschillende gemeenten die onderzoek doen, blijkt dat voor sommige gemeenten een richtlijn voor onderzoek gewenst is. Zo reageert de gemeente Gouda: “Een richtlijn voor onderzoek is zeker welkom, net zoals het delen van kennis, tips en uitkomsten uit de verschillende onderzoeken. Zo hoeft niet elke gemeente of historicus opnieuw het wiel uit te vinden.”