Zo werd vlucht LY 1862 een rampvlucht: de oorzaak van de Bijlmervliegramp
Defecten
Het vliegtuig kwam vanaf New York en was onderweg naar Tel Aviv, Israël. Het toestel maakte een tussenlanding op Schiphol. Al tijdens de vlucht naar de Amsterdamse luchthaven werden er defecten gevonden. Schommelingen in de snelheidsregelaar van de automatische piloot, een probleem met de korte golfradio en de elektrische spanning van één van de generatoren.
Nieuwe lading
Eenmaal geland op Schiphol werden de defecten geïmproviseerd verholpen. Ook werd er een nieuwe lading aan het toestel toegevoegd. De 114 ton aan vracht was door de douane goedgekeurd, maar bleek later niet fysiek gecontroleerd.
Met een vertraging van bijna een uur vertrok het toestel uiteindelijk om 18.22 uur in noordelijke richting. Snel na de eerste bocht kwam het vliegtuig in de problemen.
Motorpin breekt af
Een van de pinnen, waardoor een motor blijft vastzitten aan de vleugel, brak af. Later bleek deze pin kleine haarscheurtjes te hebben, waardoor het metaal het uiteindelijk opgaf. Hierdoor brak een van de motoren af en deze nam de motor ernaast mee. De vleugel raakte beschadigd. Zeilers zien deze motoren die bewuste avond in het Gooimeer belanden.
Noodlanding
Het toestel moest een noodlanding maken. Op deze avond was landingsbaan 6 van Schiphol in gebruik. De piloot verzocht de luchtverkeersleiding echter te landen op baan 27. Waarom hij juist deze baan koos, werd nooit duidelijk. Deze keuze lag niet voor de hand; doordat de wind uit het noordoosten kwam, zou het toestel met flinke staartwind moeten landen.
De crash
Het vliegtuig verloor onderweg naar de landingsbaan balans en draairichting. Het toestel boorde zich toen in de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in de woonwijk Bijlmermeer. Een gebeurtenis die later de geschiedenisboeken in gaat als de ‘Bijlmervliegramp’. Direct na de ramp worden de brokstukken van het vliegtuig voor verder onderzoek opgeslagen in Hangar 8 op Schiphol.