Levenslust. Voor Anita Witzier is dat iets vanzelfsprekends. Maar dan denkt ze terug aan het gesprek dat ze had met de vrouw voor wie dat wel anders was. ‘Ik kon me er niets bij voorstellen, maar vond het intens verdrietig.’
Het thema vanuit de redactie luidt voor deze week: 'Levenslust. Of ik daar alsjeblieft iets mee kan?
Geen idee, maar zoals wel vaker begin ik dan maar gewoon en hoop ik dat zich er zin na zin iets zal ontvouwen. Het liefst iets zinnigs natuurlijk, maar garantie daarvoor geef ik niet.
Het woord roept in ieder geval allerlei associaties en beelden op. Zo zie ik kinderen voor me die opgaan in een wereld waar wij geen weet (meer) van hebben, ik denk aan de buurman die iedere ochtend fluitend z’n hondje uitlaat. Maar ook aan mijn schoonmoeder die, haar arm vers in het gips, ons vanaf een selfie breed toelacht, de duim van haar goede hand omhoog gestoken.
En aan een vriendin die na de zoveelste operatie en tegenvaller moed blijft houden en strijdbaar blijft om in de wirwar van het medische systeem de best mogelijke zorg te krijgen.
'Levenslust, het lijkt zo logisch'
Levenslust als iets dat zowel vanzelfsprekend, als onbedwingbaar is. Wanneer ik dit idee toch even toets aan de officiële duiding ervan, lees ik dat levenslust ‘het verlangen, de wil en de zin om te leven is’.
Oh jeetje. Ik sta er eerlijk gezegd nooit zo bij stil of ik het ‘verlangen en de zin heb om te leven’, dat is zoiets groots. Het lijkt namelijk zo logisch. En daarbij, wat is het alternatief? Of ben je je pas bewust van levenslust als het er niet (meer) is? Dat dan pas duidelijk wordt wat de zin om te willen leven werkelijk inhoudt.
'Geen verlangen meer om nog verder te leven, ik kon me er niets bij voorstellen'
Ik moet ineens denken aan de serie Anita wordt opgenomen die we onder andere in de psychiatrie maakten. Aan dat ene gesprek met de vrouw die al een aantal pogingen had ondernomen om zichzelf van het leven te beroven. Pogingen die allemaal waren mislukt. Op mijn opmerking dat ze er dus 'niet zo heel goed in was', moest ze dan wel weer lachen.
Bij de laatste poging was haar man een dag eerder naar huis gekomen dan gepland en had haar gevonden. Op het nippertje. Daar was ze behoorlijk pissig over. Voor haar was het leven zinloos, een donker gat zonder uitzicht op iets beters.
'Waarom laten ze me niet gewoon gaan? Nee hoor, ik moet de hele tijd worden gered.' Geen verlangen, geen zin en geen wil meer om nog verder te leven. Ik kon me er niets bij voorstellen maar vond het intens verdrietig.
'Ik heb weer zín om te leven!, een wonderbaarlijke metamorfose'
Een paar maanden later waren we terug met de camera en sprak ik haar opnieuw. En alles was anders aan haar: ze droeg fleurige kleding, ze was vrolijk, ze lachte. ‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd?', vroeg ik. Op advies van haar therapeuten was ze van haar man, die ook zwaar depressief was, gescheiden. Het stel trok elkaar de diepte in.
Nu ze van die ‘ballast’ was verlost, kwam ze als het ware boven drijven en voelde ze weer het verlangen om te leven. Ze zei letterlijk: 'Ik heb weer zín om te leven!'. Een wonderbaarlijke metamorfose.
Levenslust, je mag in je handen knijpen als dat vanzelfsprekend voor je is.