Hoe Anita Witzier tot rust komt? Daar moet ze even flink over nadenken. 'Want er is altijd wel íets om je druk over te maken', schrijft ze in haar column.
'Heb jij een favoriete plek om tot rust te komen?’ Het was een vraag waarop ik niet zo snel een antwoord had.
In eerste instantie ging mijn hoofd aan de slag met het gedeelte ‘tot rust komen’ en daarna met de vraag of dat überhaupt met een bepaalde plek te maken heeft. Dus op dat moment zelf was de rust ver te zoeken waardoor meteen duidelijk werd wat rust voor mij betekent: een leeg hoofd.
Me om niets druk (hoeven) maken. Niet om de logeerhond, niet om het nieuwe kabinet, de kinderen, de gruwels in Oekraïne, Gaza en op al die andere plekken in de wereld. Niet om mijn zieke vriendin, niet om al het dierenleed, de bosbranden in Californië, het dode vosje op het zandpad en oh ja, een lekke band.
'Hoe ziet niets doen eruit? Er is toch altijd íets te doen?'
Tot zover een inkijkje in mijn hoofd, plus de conclusie dat tot rust komen voor mij waarschijnlijk de moeilijkste aller kunsten is. Want er is altijd wel íets om je druk over te maken. Iets waarvoor ik me, al dan niet terecht, verantwoordelijk voel. Als mens, vrouw, vriendin, collega.
Toen ik er met een vriendin over sprak zei ze: 'Je maakt het veel te ingewikkeld, tot rust komen doe je door gewoon niets te dóen! Je weet wel, dolce far niente' (Ze was net terug uit Italië). 'Zalige ledigheid en verder niets.'
Ik probeerde er een beeld bij te krijgen maar dat lukte niet zo goed. Ik bedoel, hoe ziet dat eruit, niets doen? Er is toch altijd íets te doen? Vanmiddag nog deze column, stofzuigen, het bed opmaken, de was opruimen, boodschappen doen én nog een rondje met de logeerhond.
'Ontspannen was voor chique lui en dat waren wij niet'
Ik kan het natuurlijk ook allemaal láten - behalve de hond dan - na mij de zondvloed of zoiets, maar daar heb ik mezelf driedubbel mee: uitstel is geen afstel, ondertussen blijven al die taken in m’n hoofd rondspoken én m’n schuldgevoel speelt op. Al met al een verre van ontspannen situatie.
Ineens stond het luikje naar vroeger wagenwijd open:
’Ledigheid is des duivels oorkussen’ en dat ‘dolce far niente’ is natuurlijk niets meer dan verkapte luiheid en is dat niet één van de zeven hoofdzonden? De grootste zonde die ik als kind kon begaan was ‘lui zijn’. Net iets minder erg dan brutaal doen tegen mijn ouders of iemand vermoorden, maar erg was het wel.
'We zijn in het hier en nu; de beste staat van zijn'
‘Die is liever lui dan moe’. Als dát over je werd gezegd was je geen knip voor de neus waard. Gewerkt en gebuffeld moest er worden, want 'in het zweet uws aanschijns’. Ontspannen was voor chique lui en dat waren wij niet.
Een moraal met de hardnekkigheid van een bedwants. En al weet ik inmiddels dat het allemaal een stuk genuanceerder ligt, er blijft altijd een restje achter.
Goed, dat was vroeger. Het luikje gaat weer dicht. We zijn tenslotte in het hier en nu; de beste staat van zijn, zo wordt beweerd. En ineens weet ik waarom: in het hier en nu is dat wat er is, genoeg. Nou, dan is dát de plek waar ik tot rust kan komen. En in een spannend boek.