Mamre was de woonplaats van de Bijbelse aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob. Vanaf de vierde eeuw was het oord Mamre een christelijke bedevaartsplaats.

Moreh
In het eerste Bijbelboek Genesis staat het verhaal van Abram, die later Abraham ging heten. Hij werd door JHWH geroepen om zijn land, stam en familie te verlaten en te vertrekken naar het Westen. Daar lag Kanaän, het land dat JHWH aan Abram beloofd had. Abram trok daarnaar toe, samen met zijn vrouw Sarai, met Lot, de zoon van zijn broer, en al hun personeel. Aangekomen in Kanaän vestigden zij zich bij de heilige plaats in Sichem: de Eik van Moreh (Gen. 12,6).

Terugkomst uit Egypte
Toen er in Kanaän een hongersnood uitbrak trokken Abram en Sarai naar Egypte. Rijk keerden zij terug naar Kanaän. Vanwege een conflict tussen Lot en zijn oom Abram, besloten zij uit elkaar te gaan. Lot vestigde zich in de nabijheid van de stad Sodom en Abram sloeg zijn tent op, zo staat er, “bij de Eik van Mamre te Hebron” (Gen. 13,18). Daar richtte hij een altaar van JHWH op, zo staat er in.

Sichem en Hebron
Er is dus sprake van twee locaties bij een boom: die van Moreh (מורה) bij Sichem en van Mamre (Hebreeuws: מַמְרֵא) bij Hebron.
In de Septuaginta luidt Gen. 12,6:
τοῦ τόπου Συχεμ ἐπὶ τὴν δρῦν τὴν ὑψηλήν
(tou topou Suchem epi tèn drun tèn hupsèlèn, 'de plaats Sychem, bij de hoge eik').
Gen. 13,18:
παρὰ τὴν δρῦν τὴν Μαμβρη, ἣ ἦν ἐν Χεβρων
(para tèn drun tèn Mambrè è èn Chebroom, 'bij de eik van Mamre in Hebron').
In tegenstelling tot Gen. 13,18 ontbreekt in Gen. 12,6 de naam van de boom.

Terebint
In het Hebreeuws zijn de hoge bomen van Moreh en Mamre geen eiken maar terebinten of terpentijnbomen: אלון (elah) . In veel vertalingen is er op elk van deze locaties niet sprake van één maar van meerdere bomen. אלון wordt soms ook aangezien voor het woord dat 'vlakte' betekent.

Amoriet
De naam Mamre wordt verklaard door Gen.14 13. Mamre is de naam van een persoon. Hij is een Amoriet, “een broer van Eskol en Aner, beiden bondgenoten van Abram”. Mamre zou afgeleid zijn van de wortel מר (mr), dat 'vet' betekent. Deze betekenis zou kunnen samenhangen met de vruchtbare grond rond Hebron.

JHWH te gast in Mamre
In hoofdstuk 18 van Genesis vond bij de eik(en) of terebint(en) van Mamre een bijzondere ontmoeting plaats. Abraham en Sara (hun namen waren na de verbondssluiting van God met hen en hun beider nageslacht gewijzigd) woonden daar in een tentenkamp. Toen Abraham “op het heetst van de dag” bij zijn tent zat zag hij “plotseling drie mannen voor zich staan”. Zij zijn een manifestatie van JHWH; als zij sprekend worden opgevoerd, gebruikt de auteur de eerste persoon. Nadat de drie mannen gastvrij door Abraham zijn ontvangen, zeggen de drie dat Sara over een jaar van een zoon zal zijn bevallen. Als zij dit hoort, begint Sara te lachen omdat zij te oud was om kinderen te krijgen. Na een jaar is zij bevallen van Isaak (יִצְחָק), dat zoiets betekent als 'tot lachen gebracht'.

Graf Sara en Abraham
Toen Sara overleden was begroef Abraham zijn vrouw in “de akker in Machpela, dicht bij Mamre, het huidige Hebron, in Kanaän” (Gen. 23,17-20). Toen Abraham overleed werd hij door zijn zonen Isaak en Ismaël begraven “ten oosten van Mamre, in de grot van Machpela op het land van Efron, de zoon van de Hethiet Sochar”.

Isaak en Jakob
Mamre werd de woonplaats van Abrahams zoon Isaak. Na de omzwervingen van Jakob voegde hij zich “bij zijn vader Isaak in Mamre, bij Kirjat-Arba, dat nu Hebron heet” (Gen. 37,27). Toen de zonen van Jakob hem naar Egypte hadden gehaald, liet hij hen beloven hem te begraven bij zijn vaderen. Toen Jakob was overleden deden ze de belofte gestand en brachten zij hem over naar Kanaän. “Zij begroeven hem in de grot op de akker van Makpela. Abraham had die akker ten oosten van Mamre als eigen begraafplaats gekocht van de Hethiet Efron” (Gen. 50, 12.13).

West Bank
Mamre lag volgens archeologen tussen de Palestijnse steden Hebron en Halhul (West Bank). In de Bronstijd was het een cultusplaats was waar de Kanaänitische hemelgod El werd aanbeden. Het groeide uit tot een van de drie grote marktplaatsen in Palestina. Het was Joden verboden zich daar op te houden vanwege de heidense rituelen die er werden verricht. Er stond een put, die 'Bron van Abraham' werd genoemd. Onder Herodes de Grote werd een muur om het oord gebouwd. Deze werd verwoest tijdens de Joodse opstand tegen de Romeinen onder Bar Kochba (132).

Basiliek en boom
Tijdens de heerschappij van keizer Constantijn de Grote was Mamre een multireligieus oord, totdat zijn schoonmoeder Eutropia schande sprak van de heidense gebruiken die er heersten. De plaats werd gezuiverd en er werd een basiliek gebouwd ter ere van Sint-Joris. Op het terrein stond ook de vermeende terebint van Mamre, die daar werd vereerd als relict van het aartsvaderlijk tijdperk. De boom stierf door toedoen van de vele pelgrims die de boom aanraakten. De boomstronk die overbleef, stond er tot in de zevende eeuw. De basiliek doorstond de tand des tijds ook niet. In de periode 1926-1928 deed de Duitse geleerde A.E. Mader er archeologische opgravingen. Hij ontdekte naast funderingen van de basiliek, een altaar bij een bron en sporen van een grote boom. Deze archeologische site, Elonei Mamre geheten, is nog steeds te bezichtigen.

Eik van Abraham
In Hirbet es-Sibte, 2 kilometer ten zuidwesten van Mamre staat de Eik van Abraham, een grote boomstronk. Deze is in het bezit van het Russisch-orthodoxe Drievuldigheidsklooster dat zich daar bevindt. Het is het enige christelijke pelgrimsoord op de West Bank. Volgens een lokale traditie zal de dood van de eik de komst van de antichrist inluiden. In 1996 stierf de belangrijkste boomstam, maar in 1998 begon een zijtak weer uit te botten.