Onderzoek naar de Bijlmerramp wees uit dat de rook in het gewondennest verarmd uranium bevatte. 'Eerst ontdekte de NRC dat het vrachtvliegtuig Sarin componenten bevatten. Daarna bleek dat twee medewerkers van EL AL in Keulen waren opgepakt wegens fraude met vrachtbrieven', vertelt voormalig Tweede Kamerlid Rob van Gijzel. Zijn onvermoeibare strijd resulteerde in een parlementaire enquête.
Geschreven door Hodo Abdullah
Onverklaarbare gebeurtenissen
Van Gijzel herinnert zich de Bijlmerramp als de dag van gister. 'Op zondag 11 oktober werd de herdenking in de RAI georganiseerd. Lubbers, minister-president destijds, zei toen tegen de slachtoffers: "We staan naast jullie en dat blijft." Daarna heeft hij nooit meer naast hen gestaan.'
Twee dagen na de herdenking werd zonder mededeling de vliegroutes over de Bijlmer hervat. Dat nieuws maakte de oud-parlementariër boos en hij stelde daarover Kamervragen. Naarmate de tijd vorderde, begon hij meer vragen te krijgen. Zo kregen de slachtoffers last van onverklaarbare gezondheidsklachten, werd de inhoud van het vrachtvliegtuig geheimgehouden en kon hij bepaalde dossiers, die over de toedracht van het ongeluk gingen, niet inzien. 'Er gebeurden hele rare dingen. De ambassadeur van Israël belde op de avond van de ramp tot driemaal toe met de burgemeester van Amsterdam Ed van Thijn. Hij bood aan om met Israëlische militairen de rampplek te ontruimen. Iets wat Van Thijn pertinent weigerde. Ook meldden een aantal getuigen dat zij in de nacht van de ramp mannen in witte pakken bij het wrakstuk zagen. Tot op vandaag worden deze mensen niet serieus genomen.'
'Collega-Kamerleden probeerden mij te bashen.'
Hulpverleners en slachtoffers begonnen na de ramp ziekteverschijnselen te ontwikkelen. De gewonden werden in de nacht van vier op vijf oktober naar het gewondennest gebracht. Dat was de plek waar alle gewonden naar toe werden vervoerd. Die locatie stond vol in de wind en dus ook in de rook. Na jarenlang onderzoek bleek dat die rook zeer waarschijnlijk geërodeerde deeltjes van verarmd uranium bevatte. 'Eerst ontdekte de NRC dat het vrachtvliegtuig Sarin componenten bevatte en daarna bleek dat twee medewerkers van EL AL in Keulen waren opgepakt wegens fraude met vrachtbrieven. Dat vergrootte het wantrouwen. Een parlementaire enquête zou meer duidelijkheid kunnen geven.' Op 27 januari 1999 begon de enquêtecommissie met de openbare verhoren, ruim zes jaar na de ramp. Die periode van zes jaar, die voorafging aan de enquête, waren voor het oud-Kamerlid niet prettig. Hij werd gedwarsboomd. Andere collega-Kamerleden werkten hem tegen en wilden hem zelfs het zwijgen opleggen. 'Ze probeerden mij te bashen. In het Kamerrestaurant riepen ze dan: "Hey Bijlmer-boy, moet jij geen Kamervragen stellen?" De bijnaam ‘Bijlmer-boy’ was niet alleen een minachting naar mijzelf, maar naar de hele Bijlmer en wat daar gebeurd is.'
'Hey Bijlmer-boy, moet jij geen Kamervragen stellen?'
Na het verschijnen van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie probeerden collega-Kamerleden zijn woordvoerderschap af te nemen. 'Ik heb er enorm voor moeten knokken om mijn positie te behouden. De Toeslagenaffaire en hoe er met Omtzigt werd omgegaan toont gelijkenissen met mijn eigen situatie destijds. Omtzigt kaartte misstanden aan en werd gesensibiliseerd. Men probeerde zijn woordvoerderschap af te nemen. Dat werd ook bij mij geprobeerd.'
Overheid schiet ernstig tekort
Dat Van Gijzel zo strijdbaar was, was niet zonder reden. Volgens hem werden de problemen in de Bijlmer alsmaar groter. Het Academisch Medisch Centrum zag bijvoorbeeld geen aanwijsbare link tussen de ramp en de geconstateerde aandoeningen. Slachtoffers kregen daardoor het gevoel dat er niet naar hen geluisterd werd. De nazorg was volgens hem inhumaan.
'Slachtoffers ontwikkelden onverklaarbare symptomen.'
Veel slachtoffers waren getraumatiseerd en hadden behoefte aan therapie. 'Wat denk je? Deze mensen kregen zeven gesprekstherapieën aangeboden en werden daarna aan de kant gezet. Echt dramatisch.' Van Gijzel vindt ook dat de overheid ernstig tekort is geschoten in de opvang van de slachtoffers. Bewoners moesten bijvoorbeeld binnen drie weken opgave doen van hun inboedel, maar veel van hen konden dat niet opbrengen. 'Als je zoiets rampzaligs meemaakt, dan staat je hoofd er niet naar. Dus, als je het hebt over stuitende en beschamende momenten en de impact daarvan op de slachtoffers, dan zijn deze verhalen daar een voorbeeld van.'