Henk Pruis: 'We hebben ons verloren in de verhalen over uranium'
Henk Pruis werkte in 1992 bij de toenmalige Rijksluchtvaartdienst (RLD) en onderzocht de wrakstukken van de rampvlucht in Hangar 8. Hij maakt zich zorgen over de soms wilde verhalen rondom de vliegramp. “Ik heb de verarmd uranium contragewichten in mijn blote handen gehad.”
Henk Pruis werkte pas een jaar of acht bij de toenmalige Rijksluchtvaartdienst (RLD) toen het Boeing 747-toestel van El Al zich in twee flats in de Bijlmermeer boorde. 'Ik was met mijn drieëndertig jaar de jongste uit het onderzoeksteam,' vertelt hij.
Veel documentatie, rapporten en fotoboeken over de onderzoeksperiode heeft hij bewaard. Zelfs na dertig jaar staan details hem nog scherp voor de geest. De vliegtuigramp in de Bijlmer heeft hem eigenlijk nooit meer losgelaten.
'Op de rampavond heb ik zelf een paar telefoontjes gepleegd om te kijken of ik kon helpen. Het was snel duidelijk dat brandbestrijding en hulpverlening toen het belangrijkst waren. De volgende morgen werd vroeg in de ochtend het team van de heer Wolleswinkel, directeur van de RLD, geformeerd,' legt Pruis uit.
Het team, onder leiding van Wolleswinkel, kreeg de taak om te onderzoeken waarom het toestel was neergestort en om te voorkomen dat zoiets nog een keer zou gebeuren. Tussen de betrokken partijen hing een grote spanning. 'De experts van Boeing en El Al waren enorm bang voor reputatieschade en bekeken elkaar argwanend. Eigenlijk was het Nederlandse onderzoeksteam de enige echt onafhankelijke partij daar, bijzonder.'
Het onderzoek
Er moest veel in korte tijd besloten worden. 'Zulke luchtvaartongevallen duren normaal gesproken jaren om te onderzoeken. Amsterdamse burgemeester Van Thijn wilde de Bijlmer opgeruimd hebben en zette grote druk op de zaak. Bij mijn weten heeft hij met niemand overlegd over zijn beslissing om alles zo snel mogelijk te ruimen. Hij was er niet mee bezig of belangrijk bewijsmateriaal zou kunnen worden beschadigd, of zelfs dat doden niet zouden kunnen worden geïdentificeerd. In mijn ogen was dit een slechte beslissing, maar gelukkig heeft dit voor het onderzoek geen nadelige gevolgen gehad.'
Het onderzoek in Hangar 8 verliep volgens een streng protocol. Binnengekomen onderdelen werden geselecteerd en gerangschikt. Wat niet bruikbaar was, ging in een container die werd afgevoerd. Alle beschadigingen werden onderzocht. Na die fase volgde een analyse. Had het vliegtuig bijvoorbeeld ergens anders kunnen landen? Kun je eigenlijk nog wel landen met twee motoren? Pruis: 'Binnen een paar dagen oefende men wereldwijd al op het vliegen met twee motoren om bemanningen te trainen.' De Cockpit Voice Recorder werd nooit teruggevonden.
Complotten
Vanaf het begin realiseerde het team zich dat er complottheorieën konden ontstaan. 'Ik denk dat er een samenhang bestaat tussen het ontstaan van complottheorieën en het niet voldoende krijgen van informatie van de pers en instanties. Mensen gaan dan speculeren. De druk om resultaten te produceren voor een team is natuurlijk erg groot en soms is de pers ook erg ongeduldig.'
Bij de ontbrekende Cockpit Voice Recorder werd door het team al vermoed dat er ‘gedonder’ zou ontstaan. 'Bekende Nederlanders beweerden soms van alles op tv. Onze informatie wees er naar mijn mening duidelijk op dat deze beweringen onjuist waren. Daar werd dan niet apart de pers voor opgezocht om dat uit te leggen, want anders kon je de hele dag wel bezig zijn met dingen te ontkrachten.'
Uranium
Het technische onderzoek duurde uiteindelijk enkele maanden, maar van 1993 tot en met 1998 was Pruis bezig met (kamer)vragen over het verarmde uranium in het vliegtuig. De commotie over het uranium frustreert hem nog altijd. 'Ik heb het uranium met mijn blote handen vastgehad. De staven die ik vond en vast heb gehad waren, inclusief beschermlaag, onbeschadigd. Maandenlang heb ik naast de wrakstukken gewerkt. Ik ben zelf nooit ziek geworden. Pers en politiek beten zich zo vast in het onderwerp uranium en verloren zichzelf erin.'
Volgens Pruis hadden ze het onderzoek naar de gezondheidsklachten breder moeten trekken. 'De vraag blijft: als mensen ziek zijn geworden en het kan niet van verarmd uranium komen, waar komen hun klachten dan wel van? Dat had onderzocht moeten worden.'
Rob van Gijzel (PvdA) beet zich, samen met de media, vast in de ziekteverschijnselen van bewoners en hulpverleners. 'Ik had graag meneer Van Gijzel bijgepraat tijdens een kopje koffie en hem alle data laten zien. Dan had hij wellicht aan alternatieven gedacht in zijn zoektocht.'
Pruis mocht in die tijd niet met de pers praten omdat het onderzoek nog liep. Hij heeft over het ziek zijn van bewoners en betrokkenen overigens wel een vermoeden. 'Ik ben geen medicus, maar er komt bij een crash een cocktail van verschillende stoffen vrij. Dingen die ook mogelijk schadelijk zijn om in te ademen.' Hij vindt dat Van Gijzel zich te veel gefocust heeft op het uranium.
Lessen voor de toekomst
Later werd Pruis regelmatig benaderd voor adviezen bij andere vliegtuigongevallen. Van de ramp in de Bijlmer heeft hij ‘enorm veel geleerd’. Zijn belangrijkste advies was sinds de ramp altijd: ‘transparantie is een vereiste’. Iets dat volgens hem tijdens deze vliegtuigramp beslist beter had gemoeten.
'Het kan een boel ellende besparen,' vindt hij. 'Je moet haast concluderen dat een gebrek aan communicatie en inzicht heeft geleid tot escalatie en ongerustheid. Niet het daadwerkelijke gevaar van het verarmde uranium. Ik denk dat mensen, in de cultuur van de jaren ’90, onterecht in onwetendheid zijn gelaten.'
Pruis is bang voor ‘nieuwe waarheden’ die door de verschillende producties over de ramp kunnen ontstaan. 'Door de komst van social media is dit alleen maar verergerd. Het klinkt hard, maar een mening is nog geen objectief verkregen bewijs. Ik voel me betrokken bij de mensen in de Bijlmer die verdriet hebben van het verlies van dierbaren. Dat het nu weer over al deze vragen gaat, zorgt ook voor stress en ongerustheid. Dat vind ik erg.'
Volgens Pruis hebben we allemaal iets van de ramp in de Bijlmermeer te leren en moet het daar vooral over gaan. 'Alle ministeries en ambtenaren, de pers, de politiek en de Nederlandse samenleving. Laten we ons daarop richten.'