Het oorlogsverhaal van Myriam (91): 'Ik wilde ook een Jodenster'

De 91-jarige Myriam Mater reist alle basisscholen van Amsterdam af om het indrukwekkende oorlogsverhaal van haar familie door te geven. “Een Duitser zette een pistool tegen mijn hoofd en zei: ‘Als je niet doet wat ik zeg, schiet ik je dood’.”

“Ik was bijna negen jaar toen de oorlog begon. Op een nacht werden ik en mijn twee jongere zusjes wakker van verschrikkelijk veel geluid. Er vlogen vliegtuigen over Amsterdam en er vielen bommen. Op onze blote voeten renden we naar het raam om te kijken wat er aan de hand was. Ik hoorde mijn ouders praten over oorlog. ‘Wat is oorlog mama', vroeg ik. ‘Eng’, antwoordde ze. ‘Weg bij die ramen’.

Toen de oorlog net begon wisten we helemaal niet dat we half Joods waren, totdat mijn vader het op een avond aan ons vertelde. We waren niet vroom, het ging bij ons thuis nooit over godsdienst. Maar vanaf toen hadden we ineens Joodse grootouders, Joodse nichtjes en neefjes en een Joodse moeder.

'Wat is oorlog mama?'

Myriam Mater

Wij vonden dat allemaal maar een beetje onzinnig, maar al snel begrepen we dat dat het helemaal niet was. Want langzamerhand werden de Duitse maatregelen tegen de Joden steeds erger. Op een gegeven moment mocht mijn moeder niet meer op een bankje in het park zitten, ze mocht niet meer in alle winkels komen én ze moest een Jodenster dragen. Mijn zusjes en ik wilden ook een ster, maar dat mocht niet omdat we maar half Joods waren. Verschrikkelijk vonden we dat.

Op een dag zei mijn moeder: ‘Gisteravond, toen jullie al sliepen, hebben wij een gast gekregen. Hij wordt gezocht door de Duitsers want hij is een Joodse man, dus we doen alsof hij er niet is.’ Dat was onze eerste onderduiker, en er zijn er daarna nog heel veel meer gekomen.

Mijn vader kon nog geen spijker in een muur slaan, maar hij kon wél heel goed schuilplaatsen voor onderduikers ontwerpen. Samen met een paar handige vrienden maakten ze door de hele stad schuilplaatsen. Maar hij wilde nog meer doen om Joden uit de klauwen van de Duitsers te redden, want hij zag al aankomen dat het helemaal fout zou gaan.

Myriam in de klas
Myriam Mater

Met zijn goede vriend Arie, een antropoloog, bedacht hij een plan. Oom Arie kwam ons opmeten: de afstand van je oren tot je neus, van je voorhoofd tot je kin. Hij maakte uitgebreide rapporten van die metingen en constateerde zo dat mijn grootmoeder helemaal niet Joods kon zijn omdat de metingen niet voldeden aan de Joodse standaarden.

Daardoor was mijn moeder ook niet Joods en waren ik en mijn zusjes al helemáál niet Joods. Totale onzin natuurlijk, maar de Duitsers geloofden het. Op deze manier hebben mijn vader en oom Arie honderden Joden kunnen ‘ontsterren’.

Mijn moeder was ondertussen enorm ziek geworden omdat ze als Joodse geen Duitse medicijnen mocht gebruiken. Haar nierkwaal was op een gegeven moment zo erg, dat ze in het Prinsengrachtziekenhuis terecht kwam.

'Als je niet doet wat ik zeg, schiet ik je dood'

Mijn zusje en ik waren in die periode alleen thuis toen er hard op de deur geklopt werd. Door het raam zagen we dat er Duitse soldaten op de stoep stonden. Onze onderduikers waren net op tijd naar hun schuilplaats gerend toen de soldaten via de achterdeur het huis binnenkwamen. Toen kwamen we erachter dat ze niet op zoek waren naar onderduikers, maar naar mijn vader.

Ze wisten dat mijn moeder ergens in Amsterdam in het ziekenhuis lag en verwachtten mijn vader daar te kunnen vinden. Met een pistool tegen mijn hoofd werd ik gedwongen om alle ziekenhuizen in de stad te bellen om te vragen of mijn vader daar was. 'Als je niet doet wat ik zeg, schiet ik je dood' schreeuwde de soldaat. Om tijd te rekken belde ik het Prinsengrachtziekenhuis pas als laatste, waar mijn vader inderdaad bleek te zijn. Toen ik hem aan de lijn kreeg zei ik: ‘Ne vient pas’, oftewel: ‘kom niet’. Hij begreep de boodschap en is toen gelijk ondergedoken.

Toen de oorlog op 5 mei 1945 voorbij was, kwam mijn vader weer bovenwater. Mijn moeder is uiteindelijk aan haar nierkwaal overleden. Mijn vader heeft zijn hele leven verdriet gehad van het feit dat hij heel veel Joden heeft kunnen redden, behalve zijn eigen vrouw.

Nu vertel ik mijn verhaal en dat van mijn familie op basisscholen in de stad. Ik vind het belangrijk dat kinderen weten wat er gebeurd is, het is onze geschiedenis. Wij kunnen niet zorgen dat er geen oorlog meer is, want zij weten net zo goed als ik dat er overal oorlogen zijn. Maar ik kan hen wel laten inzien hoe belangrijk het is om een beetje aardiger met elkaar om te gaan.”