De Kerk van Edessa is volgens de overlevering gesticht door Sint-Thaddeüs de Discipel. De stad Edessa stond in de vierde en vijfde eeuw bekend om haar bloeiend christelijk intellectueel leven. In de Byzantijnse tijd was het een centrum van Syrisch christendom. Thans is het de Zuidoost-Turkse stad en islamitische bedevaartplaats Şanlıurfac, waar meer dan twee miljoen mensen wonen.

Edessa was in de Oudheid een stad in Opper-Mesopotamië, gesticht tijdens de Hellenistische periode door koning Seleucus I Nicator (305–281 v. Chr.), grondlegger van het Seleucidische Rijk. Later werd het de hoofdstad van het Koninkrijk Osroëne en na de val daarvan de hoofdstad van de Romeinse provincie Osroene. 

Naam
De Seleuciden noemden de stad Edessa (Ἔδεσσα), dat ‘toren in het water’ betekent, naar de eerste hoofdstad van Macedonië. Tijdens het bewind van Antiochus IV Epiphanes (175–164 v. Chr.) heette de stad Kallirrhoès of Antiochië op de Kallirrhoès (Oud-Grieks: Ἀντιόχεια ἡ ἐπὶ Καλλιρρόης). Toen de Byzantijnen er het voor het zeggen hadden, werd de plaats Justinopolis genoemd, hoewel de stad ook Edessa bleef heten. Met de komst van de Turken werd Edessa herdoopt als Urfa. In 1984 gaf de regering van de Republiek Turkije de stad haar huidige naam: Şanlıurfa. Şanlı is Turks voor ‘groots’ en ‘glorieus’. Urfa werd glorieus genoemd vanwege het lokale verzet tijdens de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1923) tegen de geallieerden.

Apostel Thomas
De christelijke gemeenschap van Edessa heeft altijd beweerd bijzonder oud en eerbiedwaardig te zijn. Na de (historisch zeer twijfelachtige) doop van de Aramese koning Abgar V de Zwarte van Osroëne en vele inwoners van zijn koninkrijk door Sint-Thaddeüs de Discipel, zouden in Edessa de eerste christelijke kerken zijn gebouwd. Van deze periode dateert ook het mandylion, een doek met een afbeelding van Christus, dat volgens de legende door Jezus zelf aan de koning zou zijn gezonden. Dit portret, dat voor het eerst historisch traceerbaar werd in de zesde eeuw toen het naar Constantinopel werd gebracht, wordt door sommigen beschouwd als de eerste christelijke icoon. Volgens een andere christelijke traditie was Sint-Thomas, een van de twaalf apostelen van Jezus, de stichter van de Syrische kerk in Edessa. Volgens deze traditie zouden zijn beenderen vanuit Parthië of India naar Edessa zijn overgebracht en daar zijn begraven. Bisschop Ibas van Edessa (435-457) liet speciaal voor zijn relieken een kerk bouwen.

School van Edessa
In de Romeinse periode (244-641) telde Edessa veel christelijke inwoners. Er was zelfs een belangrijk theologisch centrum gevestigd. De School van Edessa was van 363 tot 489 de tijdelijke vestigingsplaats van de School van Nisibis. In 363 hadden de Perzische Sassaniden de stad Nisibis veroverd, waardoor veel christenen op de vlucht sloegen om er aan vervolging te ontkomen. Veel hoogleraren verhuisden naar Edessa. Daar doceerden zij voornamelijk christelijke theologie en geneeskunde. De belangrijkste docent aan de School van Edessa was Efrem de Syriër (306-373).  

De theoloog Theodore van Mopsueste († 428), die uit Antiochië kwam, was de belangrijkste autoriteit van de school. In Edessa werden zijn werken uit het Grieks in het Syrisch vertaald. Zij vormden de basis voor de theologie van de ‘Kerk van het Oosten’. De school werd in 489 op bevel van keizer Zeno gesloten wegens haar nestoriaanse neigingen. Daarna keerde de school terug naar Nisibis, waar zij weer voornaam en omvangrijk werd, aangezien de Sassaniden intussen de christenvervolging hadden gestaakt.

Syrisch christendom
In de late Byzantijnse periode werd Edessa het centrum van het intellectuele leven van het West-Syrische christendom. Als zodanig werd het ook het centrum voor de vertaling van de werken van de presocratici en de Atheense filosofen in het Syrisch, wat een springplank vormde voor de daaropvolgende vertalingen in het Arabisch.

Graafschap Edessa
Ten tijde van de Eerste Kruistocht was de Armeense veldheer Thoros, in dienst van de Byzantijnen, heerser over Edessa. Hij had de stad veroverd op de Seltsjoeken. Maar omdat die de stad bleven bestoken, vroeg hij om hulp bij de kruisvaarders die onder bevel van Boudewijn van Boulogne stonden. Toen die in 1098 de stad liet innemen werd Edessa de hoofdstad van kruisvaardersstaat Graafschap Edessa (Oud-Frans: Conté de Édese). Toen Boudewijn de eerste koning van Jeruzalem werd, volgden zijn neven hem op als graaf van Edessa. 

In tegenstelling tot de andere kruisvaardersstaten was het graafschap ingesloten door land. Het lag ver verwijderd van de andere staten en stond niet op bijzonder goede voet met zijn naaste buur, het vorstendom Antiochië. De helft van het graafschap, met inbegrip van de hoofdstad, bevond zich ten oosten van de Eufraat, waardoor het bijzonder kwetsbaar was. Het westelijke deel van de Eufraat werd beheerst vanuit het bolwerk Turbessel. De oostgrens van Edessa was de Tigris, maar het graafschap strekte zich wellicht niet zo ver uit.

De val van Edessa in 1144 was de eerste grote tegenslag voor Outremer en lokte de Tweede Kruistocht uit. Alle latere kruistochten werden echter geteisterd door strategische onzekerheden en onenigheden. De Tweede Kruistocht probeerde zelfs niet om Edessa te heroveren, omdat het strategisch beter was om Damascus in te nemen. Maar de veldtocht mislukte en Edessa was verloren voor de christenen. 

In het huidige Şanlıurfa herinnert nog maar weinig aan haar christelijk leven. Armeens-apostolische en Syrisch-orthodoxe christenen verdwenen er ten gevolge van de door de Ottomanen gepleegde genocide tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Islam
Şanlıurfa is de op Mekka, Medina, Jeruzalem en Damascus na heiligste plaats in de islam en een belangrijk bedevaartsoord, omdat Abraham (Ibrahim) en Job (Eyyub) hier zouden hebben gewoond. Volgens de oude christelijke en later islamitische traditie van het Nabije Oosten werd Abraham hier geboren. Zijn vermeende geboortegrot wordt vereerd en is een belangrijk bedevaartsoord. Zo wordt Şanlıurfa ook in verband gebracht met de oudtestamentische stad Ur. Maar thans wordt aangenomen dat Ur gelegen is in Irak. 

Een centrale plaats van het islamitische bedevaartsoord Şanlıurfa is de Halil Rahman Moskee en de Vijver van Abraham, met daarin heilige en onschendbare karpers, die deel uitmaken van het complex. Volgens de legende redde God Abraham, die op het punt stond op de brandstapel te worden verbrand, doordat Hij het vuur in water veranderde en de brokken sintels in karpers.