De Chaldeeuws-Katholieke Kerk behoort tot het Syrische christendom en is een kerk van de Oost-Syrische ritus. Zij vormt de katholieke tak van de ‘Kerk van het Oosten’. Zij is autonoom en verkeert in volledige kerkgemeenschap met de paus van Rome. Aan het hoofd staat de patriarch van Babylon der Chaldeeërs, die sinds 1950 resideert in de Iraakse hoofdstad Bagdad.
De Chaldeeuws-Katholieke Kerk is genoemd naar de Chaldeeërs, het oude Semitische volk dat zich ongeveer 1000 v. Chr. in Mesopotamië gevestigd.
De kerk der Chaldeeërs bevindt zich voornamelijk in Irak, dat zij als haar vaderland beschouwt. Daar bestaat zij uit negen bisdommen; de voornaamste zijn het aartsbisdom Bagdad en de aartseparchieën Basra, Kirkoek en Mosoel. In het Nabije Oosten en Midden-Oosten is zij aanwezig in Iran, Israël, Jordanië, Libanon, Palestina, Syrië en Turkije. De Chaldeeuwse katholieken in de diaspora wonen in Australië, Canada, Duitsland, Frankrijk, Georgië, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Zweden.
GESCHIEDENIS
Als een van de kerken van de Oost-Syrische ritus is de Chaldeeuwse Kerk nestoriaans van oorsprong. Het nestorianisme gaat terug op patriarch Nestorius van Constantinopel. Hij ontkende rond 430 de eenheid tussen de goddelijke en de menselijke natuur van Christus. Nestorius legde nadruk op Jezus als mens. Zijn leer werd veroordeeld op het Oecumenisch Concilie van Chalcedon (431). Aanhangers van Nestorius’ christologie werden door de Byzantijnse keizer vervolgd. Velen van hen vluchtten oostwaarts, veelal naar het Perzië van de Sassaniden. De nestorianen kregen in de Perzische kerk, ‘Kerk van het Oosten’ geheten, zoveel invloed dat zij in 484 het nestorianisme officieel aannam.
De Chaldeeuws-Katholieke Kerk is een afsplitsing van deze nestoriaanse Kerk van het Oosten. Het schisma ontstond toen een invloedrijke monnik, Sulaqa geheten, zich afkeerde tegen een familie die al generaties lang de patriarchen van het Oosten leverden. Sulaqa was abt van het klooster Rabban Hormizd bij Alqosh. In 1552 keerden hij en zijn medestanders zich van de gevestigde orde af. Opmerkelijkerwijs zocht hij zijn toevlucht tot de paus in Rome. Sulaqa legde de katholieke geloofsbelijdenis af en onderschreef de orthodoxe dogma’s van alle oecumenische concilies, waarmee hij het nestorianisme afzwoer. Paus Julius III wijdde hem in 1553 tot bisschop en stelde hem aan onder de naam Simon VIII als patriarch. Dat leidde tot een tweede patriarchale linie: de eerste was de Eliaanse (genoemd naar de patriarchen die Elia heetten) en tweede de Simonische.
De unie van de Simonische patriarchen met Rome bleek na verloop van tijd niet al te sterk te zijn. In 1600 besloot de nieuwe patriarch, Simon X, aan de paus geen toestemming meer te vragen om geïntroniseerd te worden. Er werd een erfelijk opvolgingssysteem ingesteld, dat nu juist de reden van het schisma van 1552 was geweest. In 1672 brak patriarch Simon XIII officieel met Rome. Tegelijk wilde hij zich niet met de Eliaanse tak van de Kerk van het Oosten verzoenen. Tegen Simon XIII kwam een groep gelovigen in opstand omdat zij de unie met Rome wilden herstellen. Als hun leider kozen zij aartsbisschop Jozef van Amid. Zijn leiderschap werd in 1677 erkend door de Ottomaanse autoriteiten en in 1681 door paus Innocentius XI, die hem de titel ‘Patriarch van de Chaldeeuwse Natie’ gaf. Zijn opvolgers namen de naam Jozef aan, waardoor een derde, niet-erfelijke, linie van patriarchen van het Oosten ontstond: de Jozefische. Jozef I, Jozef II, Jozef II, Jozef III en Jozef IV resideerden in de stad Amid, het huidige Diyarbakır in het zuidoosten van Turkije.
In 1780 trad Jozef IV (Lazarus Hindi) af en benoemde zijn neef Augustinus Hindi tot patriarchaal administrator zonder hem echter tot bisschop te wijden. De Ottomanen zetten de ex-patriarch in 1789 gevangen, maar die wist te ontsnappen naar Rome waar hij in 1796 stierf. De Heilige Stoel erkende de benoeming van neef Augustinus Hindi eveneel niet. Die beschouwde zichzelf wel degelijk als het nieuwe hoofd van de Chaldeeuwse Kerk en liet zich Jozef V noemen.
Intussen was de priester Yohannan Hormizd ten tonele verschenen. Hij was in opstand gekomen tegen zijn oom, Elia XI Denha, de patriarch van de nestoriaanse Eliaanse linie. Yohannan was pro-katholiek. Twee jaar nadat zijn oom in 1778 was overleden, claimde hij de patriarchale troon en legde hij de katholieke geloofsbelijdenis af. De paus van Rome erkende hem echter niet als patriarch, maar benoemde hem wel tot aartsbischop van Mosoel. Na de dood van Augustinus Hindi (Jozef V) in 1827, waarmee de Jozefische lijn ten einde kwam, deed Rome opnieuw zaken met Yohannan Hormizd. Dat leidde ertoe dat die door de paus in 1830 werd aangesteld tot ‘Patriarch van Babylon der Chaldeeërs’. Yohannan Hormizd regeerde onder de naam Johannes VIII. Het begin van diens ambtsperiode wordt beschouwd als het begin van het genootschap met de naam Chaldeeuws-Katholieke Kerk.
De katholieke Chaldeeërs kreeg in de 19de en 20ste eeuw geregeld vervolging te verduren, van de Koerden, de Ottomanen en de Arabieren.
Tijdens het bewind van dictator Saddam Hoessein (1979-2003) waren de christenen in Irak betrekkelijk veilig. Dat veranderde na de Amerikaans-Britse invasie in 2003. Veel Chaldeeuws-katholieken besloten daarop het land te verlaten. Duizenden vluchtten eerst naar buurland Syrië, om van daaruit naar veiligere landen te emigreren. Eind 2006 waren er alleen al in Damascus ongeveer 25.000 Chaldeeuws-katholieken. Vóór de vlucht uit Irak waren er slechts 14.000 Chaldeeërs in Syrië.
Naar schatting heeft de helft van de Iraakse christenen tussen 2003 en 2006 het land verlaten. Het aantal christenen in Bagdad daalde van ongeveer 400.000 tot iets minder dan 100.000 tussen 2003 en 2006, en slechts ongeveer 1.000 van de 30.000 Chaldeeërs in Basra bleven in de stad. De ontvoerde aartsbisschop van Mosoel, mgr. Paulos Faraj Rahho, werd op 13 maart 2008 dood aangetroffen in de buurt van Mosoel. In die Noord-Iraakse stad, waar vroeger zo'n 80.000 christenen woonden, zijn ze in 2014 allemaal verdreven door de antichristelijke terreurbeweging Islamitische Staat.
In 2013 woonden er ongeveer 160.000 katholieke Chaldeeërs in de VS, en ongeveer 18.000 in Frankrijk.
OOST-SYRISCHE RITUS
De Chaldeeuws-Katholieke Kerk behoort tot de Oost-Syrische ritus. Haar officiële liturgische taal is het klassiek Syrisch, een variant van het Aramees. Het gebruik van de Arabische volkstaal neemt de laatste tijd toe. Zo worden de Bijbellezingen in de liturgie voorgedragen in het Arabisch.
Gehuwden kunnen tot diaken en priester gewijd worden; maar eenmaal gewijd kunnen geestelijken niet meer huwen.
Omdat zij de katholieke dogma’s onderwijst wijkt de Chaldeeuwse sacramentenleer behoorlijk af van de Assyrische Kerk van het Oosten, wier oorsprong zij deelt. De Chaldeeërs erkennen bijvoorbeeld de Heilige Desem niet als sacrament.
Bijzondere verering bestaat er ook bij de Chaldeeuwse katholieken voor Sint-Thomas de Apostel (Mar Toma) en Sint-Thaddeüs (Mar Addai), de stichters van de Kerk van het Oosten.