De Syrisch-Katholieke Kerk is een met Rome geünieerde kerk van de West-Syrische ritus. Aan het hoofd staat een bisschop die de titel ‘Patriarch van Antiochië’ draagt.

De kerk telt thans 17 bisdommen, waarvan de meeste liggen in Syrië en Irak, en 21 bisschoppen. Zij heeft tussen de 200.000 en 300.000 leden.

De Syrisch-Katholieke Kerk is een afsplitsing van de Syrische Kerk van Antiochië, die zich sinds 1782 ‘Syrisch-orthodox’ noemt. ‘Syrisch’ staat hier niet voor het land Syrië maar naar de taal Syrisch.

De Syrisch-Orthodoxe Kerk is een zogenoemde non-Chalcedonische kerk; dat wil zeggen dat deze kerk oorspronkelijk de uitkomsten van het Oecumenisch Concilie van Chalcedon (451) niet aanvaardde. In dat concilie werd zowel het nestorianisme als het monofysitisme veroordeeld.

GESCHIEDENIS

De Syrische Kerk van Antiochië ontstond in de 6de eeuw, doordat Syrische bisschoppen zoals Jacobus Baradaeus (Jakoeb bar Addai) zich keerden tegen het katholieke standpunt van het dyofysitisme (‘Christus heeft twee naturen: de goddelijke en de menselijke’). Hun standpunt was dat van het myafysitisme (onterecht aangemerkt als monofysitisme).

De Kerk van Antiochië gaat terug op de apostel Petrus toen die vóór zijn vertrek naar Rome hoofd was van de christengemeente in deze metropool. De patriarch van Antiochië had vanwege de petrinische oorsprong van zijn kerk groot kerkelijk gezag. Zijn jurisdictie bestreek een gebied dat zich uitstrekte van de Middellandse Zee tot aan de Perzische Golf.

De Syrische non-Chalcedonische belijders van het miafysitisme, door tegenstanders naar Jakoeb bar Addai ‘Jakobieten’ genoemd, erkenden patriarch Severus van Antiochië (512-538) als de rechtmatige opvolger op de Antiocheense Stoel van Petrus. Hij wordt dan ook beschouwd als het eerste hoofd van de Syrisch-Orthodoxe Kerk; bovendien wordt hij er vereerd als heilige. De Grieks-orthodoxen erkenden hem niet.

Tijdens de kruistochten waren er vele voorbeelden van warme betrekkingen tussen rooms-katholieke en Syrisch-orthodoxe bisschoppen. Van deze laatste groep waren er sommige voorstander van een unie met Rome, maar er werd geen druk uitgeoefend om zich te verenigen totdat op het Concilie van Florence op 30 september 1444 een decreet van vereniging tussen de Syrisch-orthodoxen en Rome werd ondertekend - maar de gevolgen van dit decreet werden snel teniet gedaan door tegenstanders ervan in de hiërarchie van de Syrische Kerk van Antiochië.

Jezuïeten en kapucijnen die in Aleppo aan het missioneren waren, zorgden ervoor dat er binnen de Syrische Kerk een pro-katholieke beweging werd opgestart. In 1662 verscheen Abd el-Ghal Akhidjan, een voorstander van vereniging met de Katholieke Kerk, ten tonele. Als jongen had hij van karmelieten het katholicisme goed leren kennen. In Rome aan het Maronitisch College had hij theologie gestudeerd. Hij werd gekozen tot Patriarch van de Syrische Kerk onder de naam Ignatius Andreas Akhidjan (de naam Ignatius wordt toegevoegd als eerbetoon aan de martelaar Sint-Ignatius van Antiochië). De verkiezing veroorzaakte een scheuring in de ‘Jakobitische’ kerk. De anti-katholieke factie verkoos vervolgens Abdulmasih tot patriarch.

Na de dood van patriarch Ignatius Andreas in 1677 kozen de katholiek gezinde bisschoppen Gregorius Petrus Shahbaddin, een oom van de overleden patriarch Akhidjan, tot patriarch. De keuze werd dankzij de voorspraak van de Franse consul aanvaard door de sultan van Constantinopel. Shahbaddin werd geïntroniseerd op 2 april 1678 en ontving kort daarna het pallium van paus Innocentius XI.

Toen Ignatius Gregorius Petrus VI in 1702 overleed brak er een strijd uit tussen Syrische katholieken en Jakobieten. De Ottomaanse heersers schaarden zich toen achter de laatsten. Daardoor kregen de katholieken het zwaar te verduren. Er brak een periode aan dat het niet mogelijk was een nieuwe patriarch te kiezen. De gemeenschap van Rome-gezinde Syriërs was bij vlagen gedwongen geheel ondergronds te gaan.

In 1782 keerde het tijd. Pas sinds dat jaar is er officieel sprake van ‘Syrisch-Orthodoxe Kerk’ en ‘Syrisch-Katholieke Kerk’. Toen werd metropoliet Michaël Jarweh van Aleppo tot patriarch gekozen. Kort na zijn intronisatie als Ignatius Michaël III verklaarde hij zich officieel katholiek en in eenheid met de paus van Rome. Na deze verklaring zocht Jarweh zijn toevlucht in Libanon en bouwde het nog steeds bestaande Onze-Lieve-Vrouweklooster in Sharfeh. Bij de Jakobieten trad in 1782 Ignatius Mattheüs aan als patriarch van wat toen de Syrisch-Orthodoxe Kerk is gaan heten.

In 1829 verleende de Ottomaanse regering wettelijke erkenning aan de Armeens-Katholieke Kerk, en in 1845 ook aan de Syrisch-Katholieke Kerk. Intussen was de patriarchale residentie in 1831 naar Aleppo overgebracht. Vier jaar na het bloedbad van Aleppo in 1850 werd de patriarchale zetel verplaatst naar Mardin.

Na de officiële erkenning door de Ottomanen breidde de Syrisch-Katholieke Kerk zich snel uit. Aan deze expansie kwam echter een einde door de vervolgingen en slachtpartijen tijdens de genocide op de Armeense en Syrische christenen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd de Syrisch-katholieke patriarchale zetel verplaatst naar Beiroet, waar veel christenen naartoe waren gevlucht.

BISDOMMEN

Syrië

  • Aleppo (archeparchie)
  • Damascus (aartsbisdom)
  • Hassaké-Nisibi (archeparchie)
  • Homs (aartsbisdom)

Irak

  • Bagdad (archeparchie)
  • Basra (patriarchaal exarchaat)
  • Hadiab-Erbil (archeparchie)
  • Mosoel (archeparchie)

Libanon

  • Antiochië (patriarchaat)
  • Beiroet (eparchie)

Palestina

  • Jeruzalem (patriarchaal exarchaat)

Egypte

  • Cairo (eparchie)

Turkije

  • Turkije (patriarchaal exarchaat)

diaspora

  • Canada (apostolisch exarchaat)
  • Our Lady of Deliverance of Newark, VS (eparchie)
  • Soedan en Zuid-Soedan (patriarchaal territorium)
  • Venezuela (apostolisch exarchaat)